„De mens heeft een accudag nodig”
Rust nemen om je ‘batterij’ op te laden. Het is belangrijk dat mensen een levensritme hebben waarin alledaagse beslommeringen en ontspanning in balans zijn, schrijft de filosofe Marli Huijer (60) in haar boek ”Ritme”. „Je ziet dat Nederlanders nog bijna allemaal het weekend vrij nemen.”
Wat is het ritme van jullie leven? Die vraag stelde Huijer aan studenten van de Haagse Hogeschool, waar ze filosofie en beroepspraktijk doceert. „Het is grappig om te zien dat veel studenten luieren als het maar enigszins kan. Als ze met een beetje niksen de studie doorkomen, is het oké.”
Op de Haagse onderwijsinstelling komen zo’n 25.000 studenten van 150 verschillende nationaliteiten. Die veelkleurigheid inspireert Huijer, en ze merkt de verschillen. „Chinese studenten vinden het jammer dat er geen lange middagpauze is waarin ze warm kunnen eten. Wat ook lastig is: de school is ingericht op de gregoriaanse kalender. Dat betekent dat zaterdag en zondag het vrije weekend zijn. Maar tijdens de ramadan zijn er islamitische studenten die op vrijdag een gebed willen doen. En dan moet ik schipperen. De school zegt: We doen het niet, we zijn openbaar seculier onderwijs. Maar dat is niet waar, want we zijn gebaseerd op de gregoriaanse kalender en die is christelijk van oorsprong. Je zoekt een ritme waarin je ook deze islamitische leerlingen een veilige sfeer geeft.”
Sinds 2015 draagt Huijer, die ook hoogleraar is aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, de titel Denker des Vaderlands. Ze typeert zichzelf als een „tussendenker.” „Ik bouw mijn filosofie graag op in gesprek met verschillende soorten mensen.”
U schrijft: „Het is goed één keer in de week rust te nemen, je over te geven aan de verveling in huis en de stilte op straat.” Kunnen mensen dat?
„Onder mijn studenten zijn er die zestien uur per dag tv kijken. Een beetje niksen kunnen wij kennelijk heel goed.”
Tv-kijken valt ook onder niksen?
„Ja, dat vind ik een ontspannende bezigheid. Als je op helikopterniveau naar Nederland kijkt, zie je dat Nederlanders nog bijna allemaal het weekend vrij nemen. Op zondag werkt maar 5 procent van de Nederlanders. Die grote groep heeft het wel druk met pretparken, musea en sport, of bezoekt de ouders. Ik pleit ervoor om één keer in de week je alledaagse beslommeringen af te wisselen met een vorm van onalledaagsheid. Dat kan door te mediteren of een boek te lezen. Het kan wat mij betreft ook dat je in je pyjama de hele dag tv kijkt. Ik noem zondag vaak de accudag, je laadt dan weer op.”
In uw boek ”Ritme” brengt u ritmes in kaart die het leven in onze tijd bepalen. Wat hebben ritme en rust met elkaar te maken?
„Alles. De oude Grieken zeiden al: Ons lichaam gebruikt een bepaalde kracht, en dat kost energie. Vervolgens moet je rust hebben, en dan ga je naar het volgende. Waar waren de Romeinen goed in? Ze wisten te werken, maar ook te rusten. Ze zagen dat de mens energieniveaus heeft die samenhangen met de schommelingen in de natuur. Ik transponeer klassieke ideeën graag naar het heden. Waarbij ik zeg: we zitten niet meer in zo’n natuurlijke omgeving als de Grieken en de Romeinen. Onze omgeving is vele malen complexer dan toen. Maar het is nog altijd zo dat we allerlei ritmes hebben die ons leven structureren. Mensen hebben bijvoorbeeld een eigen dag-en-nachtritme. Ook de trein en de metro zijn hierop ingericht. Tegelijk zijn er veel processen die ons verleiden deze ritmes op te geven. Dat roept de vraag op: Hoe kun je het klassieke model, met schommelingen in activiteit en rust, weer voor elkaar krijgen in onze cultuur?”
Zegt u: De ritmes die aan de natuur zijn ontleend, zijn de beste?
„Niet per se, maar je kunt niet om de biologische ritmes heen. Als je alleen maar overdag zou slapen, zou je ziek worden. Hetzelfde geldt voor onregelmatig eten. De EU schrijft haar lidstaten via de Working Time Directive voor dat werknemers minimaal eens in de 7 dagen 24 uur onafgebroken vrij moeten hebben. Die richtlijn komt voort uit onderzoek dat laat zien dat als mensen die rust niet krijgen het aantal ongelukken en de burn-outs toeneemt. Jodendom, christendom en islam hebben met hun heilige dag ontdekt dat dit een ritmiek is waarin mensen zich geestelijk en lichamelijk het beste voelen.
We moeten een situatie van aritmiek voorkomen. Je ziet dat veel jongeren zo met hun mobiele telefoon in de weer zijn dat de gewone ritmes van het leven –op tijd naar bed, op tijd eten, op tijd aandacht voor je vrienden– verdwijnen. Dan gaat een apparaatje de normale ritmiek van het leven verstoren.”
Zou er uit het gebruik van de smartphone ook een nieuw ritme kunnen ontstaan?
„Je kunt de smartphone zo instellen dat je tot vijf uur ’s middags niet gebeld kunt worden, en geen berichtjes krijgt. Het apparaat kun je dus gebruiken om eigen ritmes in te stellen. Dan helpt de technologie inderdaad je levensritme te bepalen.”
Aan welke ritmes hecht u zelf sterk?
„Ik realiseer me dat dit per levensfase verschilt. Bij mij zijn de kinderen uit huis, dus ik hoef geen rekening meer te houden met schoolritmes. Dat betekent dat ik nu veel uren kan werken, vergeleken met vroeger, wat ook een verleiding met zich meebrengt.
Ik begin ergens tussen negen en tien uur ’s morgens, en werk tot zeven uur ’s avonds. Daar zit een middagpauze in van ongeveer een uur, waarin ik met mijn hondje loop. Ik eet om zeven uur ’s avonds, daarna probeer ik niet meer te werken. Als ik het toch doe, mag het niet meer dan twee keer in de week zijn. Op zaterdag werk ik niet en lees ook geen mail. Tot zondagmorgen houd ik dat meestal vol. Zondagmiddag bereid ik mijn college voor maandagmorgen voor.”
Op welke manier beleeft u de wisseling van oud- en nieuwjaar?
„Ik vier de feesten altijd voluit. Feesten zijn zich herhalende gebeurtenissen die de moeite waard zijn. Ze geven continuïteit aan je leven, en zorgen ervoor dat je verbonden blijft met mensen. Ik vind het altijd erg leuk om terug te kijken op een jaar, en vooruit te kijken naar het nieuwe jaar.”
Op de Biblebelt wordt oudejaarsdag vanouds beleefd als een donkere dag waarop je het einde van je leven overdenkt. Heeft u daar iets van meegekregen?
„Ik geloof niet dat ik daar van huis uit iets over heb gehoord. Ik heb meer een cyclische ervaring: de donkere dagen zijn weer voorbij, we gaan heerlijk het nieuwe jaar in. Meer dan: ik ben weer een jaar dichter bij de dood. Mijn doodsangst is niet zo ontwikkeld.”
Dat heeft ook te maken met het feit of je in een hiernamaals gelooft. Hoe ziet u dat?
„Ik heb geen idee, ik denk dat er niks is, en dat vind ik soms een heel raar idee. Vorig jaar heb ik mijn beste vriendin verloren. Dan denk ik: Zou er nu werkelijk niets meer van haar over zijn? Dat kan ik haast niet geloven. Maar stel dat er wel een hiernamaals is, dan denk ik: Dat zal wel oké zijn dan. Het is voor mij niet heel anders dan dat ik volgend jaar op vakantie ga en nog geen idee heb waar we heen zullen gaan. We weten niet of het hiernamaals bestaat – in beide gevallen kunnen we het niet bewijzen.”
Welke denker inspireert u als het gaat om ritme en tijdsbeleving?
„Norbert Elias vind ik heel interessant. Hij laat zien dat tijdsbeleving door de geschiedenis enorm is veranderd. Wij beleven tijd als verleden, heden en toekomst. Maar de primaire mens leeft gewoon in het heden. Die kan zich niet voorstellen dat er een verleden en toekomst is, en plant ook niet.
Elias laat zien dat de reden om over tijd te praten van sociale oorsprong is. Zodra je met andere mensen te maken krijgt, wil je weten: Wanneer doen we het? Wanneer gaan we koffie drinken, wanneer naar de kerk? De klok is dan ook een sociaal instrument bij uitstek.”
In ”Een essay over de tijd” gaat de socioloog Norbert Elias (1897-1990) in op de manieren waarmee mensen met de tijd omgaan. De moderne behoefte om steeds te weten hoe laat het is, is volgens hem nogal dwangmatig. Zo zelfs dat moderne mensen zich bijna niet kunnen voorstellen dat deze behoefte niet door alle mensen en in alle tijden wordt gedeeld. Het tijdsbesef dwingt ons tot van alles, schrijft hij, zoals de plicht om op tijd te zijn.
Elias maakte vooral naam met zijn boek ”Über den Prozess der Zivilisation”, een groots opgezet onderzoek naar de sociale herkomst van de meer beschaafde gedragsvormen in Europa dat kort voor de Tweede Wereldoorlog verscheen.
Mensen, zo zag de Franse denker Blaise Pascal (1623-1662), zijn voortdurend op zoek naar verstrooiing. Daarvoor wees hij een duidelijke reden aan: het voorkomt dat ze over hun eigen toestand moeten nadenken. Als de mens wel over zichzelf zou nadenken, zou hij stuiten op zijn eindigheid en sterfelijkheid, wat hem treurig zou maken. De manier om deze droefheid te vergeten is jezelf af te leiden. „Het enige goed van de mensen bestaat er dus in afgeleid te worden van het denken aan hun situatie, hetzij door een bezigheid die hen daarvan afbrengt, hetzij door een of andere aangename nieuwe passie waardoor ze beheerst worden: het spel, de jacht, een fascinerend schouwspel, kortom, door wat men verstrooiing noemt. Vandaar dat spelen, omgang met vrouwen, oorlogen en hoge functies zo in trek zijn.”
Vanuit de nazigevangenis schrijft ds. Dietrich Bonhoeffer in de Tweede Wereldoorlog brieven naar geliefden en vrienden. „Lieve ouders”, noteert hij op zondag 3 juli 1943, „de mooiste tijd om naar huis te schrijven is zaterdagavond rond zes uur, als de klokken van de gevangeniskerk beginnen te luiden. Vreemd, de invloed van klokken (…). Ontevredenheid, ondankbaarheid en egoïsme, alles verdwijnt. Alleen goede herinneringen blijven, ze zijn plotseling om je heen als goede geesten: eerst de stille zomeravonden in Friedrichsbrunn, dan de verschillende gemeenten waar ik gestaan heb, de vele mooie familiefeesten, trouwen, dopen, aannemen – wat dan allemaal bovenkomt is te veel om op te noemen. Maar het zijn altijd gedachten van grote vrede en vertrouwen.”