Organist Tjaco van der Weerd moet het hebben van horen spelen
Tot zijn eigen verbazing won hij in november het nationaal improvisatieconcours in Elburg. En net zo goed tot verbazing van degenen die hem kenden van zijn wilde spel in populaire stijl. De blinde organist Tjaco van der Weerd zegt een omslag naar de „serieuze stijl” te hebben meegemaakt.
De klavecimbel in de woonkamer in Kampen is er een tastbaar bewijs van dat Tjaco van der Weerd (25) serieus muziek wil maken. „Die heb ik nu anderhalf jaar. Klavecimbel spelen is goed voor de verfijning van je spel.” Verder staat er een elektronisch orgel. „M’n hometrainer.” Een vleugel van Bösendorfer paste niet in zijn huis. Die staat bij zijn ouders, elders in Kampen. „Daar zit ik vaak te studeren.”
Uit de luidspreker komt een orgelconcerto van Bach. „Ik beluister heel veel muziek. Omdat ik nieuwsgierig ben naar hoe anderen het doen. Op zondag speel ik meestal twee of drie keer, in kerken in Zwartsluis en Genemuiden. En als invaller weleens in Oldebroek, Hattem of Rouveen. Als ik dan voor een derde dienst in de auto zit, ben ik soms alle inspiratie kwijt. Dan zet ik een cd van mijn leermeester Ab Weegenaar op, of van de Parijse organist Olivier Latry. Daarmee laad ik mezelf weer op.”
Mooie motieven
In 2014 deed Van der Weerd mee aan het nationaal improvisatieconcours in Elburg. Toen werd hij derde in de categorie vrije improvisatie. Afgelopen november deed hij opnieuw mee. Nu moest hij voor een jury, bestaande uit Petra Veenswijk, Pieter Dirksen en Peter Westerbrink, in de Elburgse Grote Kerk op het koororgel een koraalpartita improviseren en op het Quellhorstorgel een vrije improvisatie over een thema van Gert Oldenbeuving laten horen.
De andere kandidaten waren allen conservatoriumstudenten. Van der Weerd heeft alleen privélessen gevolgd. Bovendien had hij die week last van zijn hand gehad en wilde het volgens hem tijdens het spelen helemaal niet lukken. Toch werd hij in de categorie vrije improvisatie aangewezen als beste speler. „De jury had veel onverwachte dingen en mooie motieven gehoord. Ik was natuurlijk enorm blij.”
Ter voorbereiding was Van der Weerd van tevoren een uurtje wezen spelen in Elburg. „Zo’n koororgel met zeven stemmen heb ik in een kwartiertje verkend. M’n vrouw Elsbeth is er eigenlijk altijd bij. Zij leest de registernamen voor en ik sla het geluid achter de desbetreffende knop op.”
Met grotere orgels gaat het net zo. Van der Weerd gaat geheel op zijn gehoor af. „Ik heb een fotografisch geheugen. Als ik eenmaal weet welk geluid er achter welke knop schuilgaat, hoef ik er niet meer over na te denken. En een volgende keer weet ik het nog precies.”
Dyslexie
Ook de muziek maakt Van der Weerd zich op het gehoor eigen. „In Elburg kreeg ik het vrije thema aan het begin van de middag. Elsbeth was er even niet, maar gelukkig was er iemand van het orgelmuseum die het voor me wilde voorspelen. Nadat ik het een aantal keren had gehoord, probeerde ik het na te spelen. Gelukkig was het een thema waar ik iets in zag. Vervolgens heb ik het laten bezinken en in m’n gedachten de vorm die ik met Ab Weegenaar had voorbereid eraan gekoppeld.”
Ook voor zijn muzikale ontwikkeling doet de Kampenaar het meeste op zijn gehoor. „Er is wel veel muziek in braille, bijvoorbeeld van Bach. Maar het notenbrailleschrift is lastig. Elke noot is een letter. De d is bijvoorbeeld een c. Je moet dus letter voor letter in je hoofd omzetten in noten. Daar komt bij dat ik last heb van dyslexie. Het duurt bij mij dus heel lang voor ik zo’n muziekstuk heb ‘gelezen’. Voor mij werkt het op mijn gehoor naspelen het beste.”
Dat naspelen doet hij al vanaf het moment dat hij als jochie z’n eerste pianolessen kreeg. „Maar sinds ik bij Ab Weegenaar zit, wil ik letterlijk spelen wat er staat. Ab helpt me daar enorm bij. Hij speelt stem voor stem aan me voor, en daar maak ik een opname van. Thuis studeer ik dat dan in.” Iets dergelijks doet zijn pianolerares Vesna Dimcevska met pianoliteratuur. „Met haar ben ik nu met een stuk van Chopin bezig. Beiden willen mij graag helpen. Heel bijzonder.”
Op die manier kan Van der Weerd, die noodgedwongen veel improviseert, zich toch een deel van de literatuur eigen maken. „Ik speel dit jaar in een aantal concertseries, zoals hier in de Bovenkerk op zaterdagmiddag. Daar kan ik niet alleen met improvisaties aankomen.” Niet alles is haalbaar. „Een grote koraalfantasie van Reger is lastig. Maar dat laat ik graag aan anderen over.”
Reforomantiek
Tjaco werd in Sri Lanka geboren en in z’n eerste levensjaar geadopteerd. Toen hij op zijn zevende volledig blind was geworden, kreeg hij interesse in de piano die thuis in Kampen stond. Ook het orgelspel in de plaatselijke gereformeerde gemeente boeide hem. Op z’n elfde ontmoette hij John Propitius tijdens een concert in de Kamper Bovenkerk. Vanuit blindeninstituut Bartiméus in Zeist ging Tjaco vervolgens naar Driebergen om van Propitius orgelles te krijgen.
Na vier jaar adviseerde Propitius hem naar een andere leraar om te zien. Dat werd Geerten Liefting, nu organist in Woerden. „Ik kreeg les in een stijl die helemaal niet de mijne was. Ik vond de vrije manier van improviseren van Geerten in het begin helemaal niet mooi. Later echter juist wel. Ik bleef gaan en leerde veel van hem.”
Ondertussen speelde Van der Weerd tijdens samenzangavonden en concerten in een populaire stijl, door hem aangeduid als ”reforomantiek”. Toen hij zijn huidige vrouw leerde kennen, vestigde het stel zich in 2011 in Zwolle. Dat was het moment dat Van der Weerd zich bij Ab Weegenaar, organist van de Kamper Bovenkerk, meldde. „Met de vraag om mij de barokmuziek te leren spelen.”
De lessen van Weegenaar noemt Van de Weerd „zeer inspirerend.” Langzamerhand voltrok zich een omslag, zegt hij. „Naar de serieuze stijl.” Aanvankelijk bleef hij echter voor het publiek nog op de populaire manier spelen. „Dat is toch wat ze verwachten.” Nu wil Van der Weerd dat niet meer. Ook allerlei filmpjes op YouTube vanuit zijn vorige periode heeft hij verwijderd.
Hij schaamt zich er nu ook niet voor om een improvisatie-cd op een barokorgel op te nemen en op een dubbel-cd de hele Franse periode van renaissance tot de moderne tijd door te lopen (zie ”Improvisatie-cd’s”).
Op één bepaalde periode wil hij zich niet vastleggen. „Ik ben een alleseter, een allesspeler. Van barok en Franse romantiek tot vrije improvisaties.” Soms merkt hij dat hij mensen met zijn nieuwe koers van zich vervreemdt. „Maar daar staan andere, positieve reacties tegenover.”
Feestje
In de hoek van de „serieuze muziek” wordt een conservatoriumstudie vaak als een vereiste gezien, weet Van der Weerd. „Dat is voor mij echter niet haalbaar.” Aan een internationaal improvisatieconcours als in Haarlem zal hij daarom bijvoorbeeld nooit mee kunnen doen. „Daar heb ik ook geen ambitie voor. Ik zit er voor mijn gevoel nu een beetje tussenin.”
Intussen zegt hij zijn handen vol te hebben aan zijn muziekpraktijk, die hij sinds 2010 in zijn bedrijf Kumara Music heeft ondergebracht. „Ik zou het vooral mooi vinden om steeds meer serieuze concerten te geven.”
Vaste prik is al jaren het concert dat hij in juni zelf in de Bovenkerk in Kampen organiseert. „Vorig jaar speelde ik samen met Ab Weegenaar. Eerder was een Engelse organist te gast. Dit jaar heb ik de conservatoriumstudent Marc Schippers uitgenodigd. Dat concert is mijn jaarlijkse feestje.”
Improvisatie-cd’s
Recent maakte Tjaco van der Weerd twee cd-producties. De eerste, de in eigen beheer uitgegeven dubbel-cd ”The art of French organ improvisation”, is opgenomen in Zwitserland en Luxemburg. In de kerk in het Zwitserse Lausanne staat volgens de organist een „droomorgel”, dat hij in 2009 tijdens een vakantie ontdekte. Het betreft een vijfklaviers Kuhnorgel uit 1995, dat teruggaat op een instrument van Scherrer uit 1777. „Het indrukwekkendste orgel waarop ik tot nu toe heb mogen spelen.” In Wiltz (Luxemburg) bespeelt Van der Weerd een drieklaviers orgel van Eisenbarth uit 1996.
In Wiltz improviseert Van der Weerd in oude stijlen, van barok tot galante tijd, met composities als ”Baroque Suite” en ”Six Morceaux pour l’Orgue”. In Lausanne improviseert hij stukken als ”Carillon de Saint François”, ”Symphony pour Orgue”, ”Le Banquet Céleste”, in stijlen van Widor tot modern. Het laatste werk is opgedragen aan de Parijse organist Olivier Latry, naar wiens concerten Van der Weerd regelmatig gaat en die hem heeft uitgenodigd om het orgel in de Notre-Dame te komen bespelen.
Vorige maand kwam Van de Weerd met een cd (uitgegeven bij Excellent Recordings) vanuit het Belgische Turnhout, waar hij op een barokorgel uit 1662 van Le Royer (in 1997 door Potvlieghe gerestaureerd) over psalmen improviseert. Vaak laat hij zich daarbij inspireren door bekende thema’s. Zo is Psalm 77 ontleend aan Bachs ”Nun komm, der Heiden Heiland” en komt in Psalm 84 de ”Koekoek en de nachtegaal” van Händel terug. Psalm 103 is een kleine partita in Noord-Duitse barokstijl en het slotstuk is een ruim negen minuten durende passacaglia en fuga over Psalm 130.
Meer informatie: www.tjacovanderweerd.nl
Zie ook:
Spelen op gehoor en gevoel – interview met Tjaco van der Weerd (Reformatorisch Dagblad, 12-06-2010)