De bijna onmogelijke opdracht van jubilerend CGK-blad De Wekker
De Wekker, het magazine van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), is toe aan zijn 125e jaargang. Het blad, waarvan morgen een jubileumnummer verschijnt, werd de jaren door minder theologisch en polemisch. Maar geestelijk leidinggeven wil het nog steeds.
Vrijdag, 6 juli 1888. De Utrechtse christelijke gereformeerden G. Renkema Ezn. en J. H. Wessels luiden de noodklok. Ze waarschuwen tegen een vereniging met de dolerenden van dr. Abraham Kuyper en beginnen een nieuw tijdschrift: Het Stichtsche Wekkertje. ”Hebt de Waarheid en den Vrede lief”, zetten ze op de voorpagina van het blad, dat later de naam De Wekker krijgt.
„Ze hadden vooral bezwaren tegen de leer, de tuchtuitoefening en de procedure van de vereniging”, zegt ds. P. L. D. Visser, sinds 2010 hoofdredacteur van De Wekker. „De christelijke gereformeerden wilden de erfenis van de Afscheiding in 1834 bewaren.”
„De Wekker is uit polemiek geboren”, schreef prof. J. J. van der Schuit vijftig jaar later. Leent een landelijk kerkblad zich wel voor allerlei theologische discussies?
„Prof. Van der Schuit stelde na de Tweede Wereldoorlog dat De Wekker een positieve koers wilde varen. Het Evangelie laten klinken, zonder polemiek te voeren en een vakblad voor theologen te zijn. En dat is ook de lijn die we hebben proberen vast te houden. Met het oog op de breedte van de Christelijke Gereformeerde Kerken willen we geen pennenstrijd voeren, maar een nuchtere, Bijbelgetrouwe positie innemen.”
Tot een jaar of tien geleden schreven vooral de Apeldoornse hoogleraren De Wekker vol. Is het theologisch gehalte sindsdien minder belangrijk geworden?
„Onder mijn voorganger ds. G. van Roekel heeft er een lezersonderzoek plaatsgevonden. Toen werd duidelijk dat De Wekker soms als moeilijk werd ervaren, mede door lange series in verschillende nummers. Toen is niet alleen de lay-out aangepast, er kwamen ook meer artikelen van het, zeg maar, keukentafelniveau. De Wekker is een blad voor alle kerkleden. De theologische lijn is gelijk gebleven, maar de artikelen zijn herkenbaarder en beter leesbaar geworden.”
Ds. J. Jonkman schreef in 1991, in het jubileumnummer dat ter gelegenheid van de honderdste jaargang werd uitgebracht, dat het lezen van De Wekker best „enige inspanning” mag vragen.
„Daar ben ik het mee eens. Ik herinner me dat prof. dr. W. H. Velema tegen de studenten van de Theologische Universiteit in Apeldoorn zei: „Ieder gemeentelid heeft als het ware een emmer, glas of vingerhoed mee naar de kerk genomen. En als je preekt, moeten die allemaal worden gevuld. Dat is uw taak.” Ik zie dat ook als de taak van De Wekker: een blad zijn voor al die verschillende kerkleden.”
Het stond jarenlang op de omslag van De Wekker: „Uitgegeven ten voordele van de Theologische Universiteit te Apeldoorn.” Hoe sterk is de band met de TUA nu?
„De officiële band is een aantal jaren geleden opgeheven. De Wekker was vroeger een belangrijke inkomstenbron van de universiteit, die toen nog geen overheidssubsidie kreeg. Het surplus van de inkomsten was voor de theologische school bestemd.
Gevoelsmatig is die band met de TUA echter nog sterk. In De Wekker krijgen de universiteit, promoties en kerkelijke berichtgeving een ruime plek toebedeeld.”
In het vorige jubileumnummer werd voorzichtig gesteld dat God het werk voor De Wekker „niet ongezegend” heeft gelaten. Ziet u ook iets van geestelijke vrucht?
„Dat is een onderwerp dat ook tijdens kerkvisitaties heel lastig boven tafel is te krijgen. Het zou misschien ook wat pretentieus zijn om te zeggen dat De Wekker zo veel geestelijke vrucht heeft opgeleverd. Maar dat het blad heeft bijgedragen aan de samenhang in de kerk durf ik wel zeggen.”
In datzelfde nummer legt de redactie de vinger bij de „geestelijke verscheidenheid” binnen de CGK, die „telkens weer om zorgvuldige afweging van wat nuttig en nodig is” vraagt. Herkenbaar?
„Ja, alle discussies die er binnen de CGK spelen, bijvoorbeeld over kerkelijke eenheid, homoseksualiteit en de vrouw in het ambt, komen ook op de redactietafel van De Wekker terecht. Dan is het onze taak om niet eenzijdig te zijn. We willen, zoals prof. Van der Schuit al aangaf, benadrukken wat ons bindt. Positief spreken, zonder te polemiseren. Dat vraagt een flinke dosis nuchterheid en voorzichtigheid.
Tegelijk willen we wegblijven van krampachtigheid. We maken geen grijs blad dat alle gevoeligheden vermijdt of een ideaalbeeld van de Christelijke Gereformeerde Kerken schetst. Als we een interview plaatsen met prof. dr. G. C. den Hertog en ds. J. Mudde over onder meer de vrouw in het ambt, dan zullen sommige mensen dat niet willen lezen. Die hebben liever een kerkhistorisch verhaal over Robert Murray M’Cheyne. Het is echter onze taak om lezers te helpen bij hun meningsvorming. Daar zit altijd een zekere spanning.
In opdracht van de generale synode moet De Wekker geestelijk leidinggeven. Dat vind ik een grote, misschien wel onmogelijke opdracht. De synode worstelt zelf ook met bepaalde zaken, al proberen we het natuurlijk wel: geestelijk leidinggeven. De recente discussie met prof. dr. G. van den Brink maakt bijvoorbeeld duidelijk dat we niet de kant op willen van het aanvaarden van theïstische evolutie.”
Het tweede landelijke blad binnen de CGK, Bewaar het Pand, bestaat vijftig jaar. Ziet u dat als een concurrent?
„Nee, daarvoor zijn er te veel verschillen tussen beide bladen. De Wekker wil alle christelijke gereformeerden dienen en zal altijd in het spoor van de generale synode gaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat we nooit een pleidooi zullen houden voor vrouwelijke ambtsdragers. Soms zitten we op het randje. Zo hebben we als redactie een aantal jaar geleden flink gediscussieerd over een interview met de voormalige preses van de generale synode (ds. P. D. J. Buijs; red.), omdat die zich kritisch had uitgelaten over samenwerking met bepaalde kerken.
Bewaar het Pand richt zich enkel op het behoudende deel van de kerken. Het blad heeft een specifiekere agenda en hoeft ook geen rekenschap af te leggen aan de synode. Het kan daarom polemischer zijn. In De Wekker schrijven overigens predikanten uit de breedte van de kerken, ook uit de kring van Bewaar het Pand.”
U bent de negende hoofdredacteur van De Wekker. In hoeverre drukt zo iemand een stempel op het blad?
„Iedere hoofdredacteur heeft zijn eigen stijl. Ik denk dat ik overal vrij sterk bovenop zit. Ik vind het belangrijk om bepaalde thema’s en lastige issues aan te snijden. De kolen en de geit sparen, wil ik niet.”
Veel kerkelijke bladen hebben moeite het hoofd boven water te houden. Hoe staat De Wekker ervoor?
„Wat de financiën betreft, staan we er zeer goed voor. Het aantal abonnees, ongeveer 4000, daalt echter licht, vooral omdat oudere lezers wegvallen. Het staat nog op ons verlanglijstje om De Wekker digitaal te gaan uitgeven.
We willen ons lezerspubliek verjongen, maar dat blijkt lastig. Er is sprake van ontlezing, digitalisering en een afnemend kerkelijk besef. De vraag is of je daar iets aan kunt doen, maar ook wilt doen.”
Afnemend kerkelijk besef is niet zo erg?
„De toekomst van De Wekker is verbonden aan de toekomst van de kerken. Kerkelijke grenzen vervagen, dat is een feit. Ik zou inzetten op het zoeken naar verbinding tussen kerken die katholiek én gereformeerd willen zijn.
Neem mijn woonplaats Veenendaal, midden op de Biblebelt. Daar zijn meer dan 25 preekplaatsen, onder meer van de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland. Ik vraag me af of we in deze seculiere tijd moeten inzetten op het in stand houden van onze eigen kerkelijke subcultuur.
We zouden veel meer energie moeten steken in het zoeken naar elkaar: wat betekent het gereformeerd belijden voor ons, hoe kunnen we elkaar helpen, wat delen we met elkaar? Er is een waslijst aan verschillen, maar de wezenlijke dingen hebben we gemeen, zoals het geloof, de noodzaak tot verlossing door Christus en de drie-eenheid. Terwijl mensen in de wereld verloren gaan, discussiëren we over onderwerpen die dat niveau niet halen. Elkaar vliegen afvangen, terwijl het buiten zo koud is – dat moet je niet willen in deze tijd.”
Het Stichtsche Wekkertje (1888)
De Wekker verschijnt voor het eerst in 1888. Het blad, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog van oktober 1940 tot oktober 1942 niet uitkomt vanwege papierschaarste en een verschijningsverbod, begint deze week aan de 125e jaargang. Morgen valt op zo’n 30.000 christelijke gereformeerde adressen een speciale jubileumeditie door de brievenbus.
De uitgave bevat onder meer een interview met vier (oud-)hoofdredacteuren over de afgelopen vier decennia.
Jubileumnummer
Onder leiding van Abraham Kuyper komt er vanaf 1886 een nieuwe uitstroom van de Nederlandse Hervormde Kerk op gang. Deze dolerenden vormen de Nederduits Gereformeerde Kerken, die streven naar samengaan met de in 1869 ontstane Christelijke Gereformeerde Kerk. Deze vereniging krijgt in 1892 haar beslag. Een klein deel van de Christelijke Gereformeerde Kerk gaat niet mee. Het eerste nummer van De Wekker, dat in 1888 nog Het Stichtsche Wekkertje heet, gaat vooral over de vraag of de Christelijke Gereformeerde Kerk zich moet aansluiten bij de Doleantie. De schrijver –onder schuilnaam– voelt daar weinig voor:
„Als nu Dr. Kuijper begon met te zeggen: „we willen vereenigen, doch de afscheiding moet opgeheven”, och, dan wilde men hem niet eens hooren, want afgescheiden zijn de luidjes in merg en been. Daaraan te tornen, zou gelijk staan met de zee leeg te scheppen! En toch zal het er toe moeten komen, alvorens men vereenigen kan. Maar hoe? Het Statuut moet weg, of neen, het moet plaatselijk gemaakt worden! Maar is dan daar zoo veel kwaads in ? Alles kan overigens blijven zoo als het is. „Het is slechts een stroohalm”, zeide Dr. Kuijper, „ruimt het even weg, en we zijn samen.” Natuurlijk! verbroken is dan de eenheidsband, het aan een gesloten leger is dan in vier honderd deelen gedeeld, de Chr. Geref. Kerk bestaat dan uit brokstukken, zeer gemakkelijk om te overwinnen. Men beginne dan slechts met de zwakste deelen, en het eene na het andere wordt overwonnen, de Chr. Geref. Kerk geannexeerd en terug gevoerd in de plaats van waar zij altijd geloofd heeft dat zij er door God was uitgeleid.”