Kerk & religie

In de sjoel van Groningen

Tal van Joodse gemeenten in Nederland gingen teloor, de resterende hebben het moeilijk. Hoelang zullen ze nog bestaan? Op zoek naar het antwoord, door een trektocht van Groningen naar Maastricht. Vandaag Groningen. „Wij draaien hier helemaal niet zo slecht.”

Huib de Vries

6 January 2016 19:36Gewijzigd op 16 November 2020 00:30
Voorzitter Frits Grunewald en bestuurslid Chaja Wolf van de Joodse gemeente Groningen zien de toekomst voor de gemeente ontspannen tegemoet. beeld RD, Anton Dommerholt
Voorzitter Frits Grunewald en bestuurslid Chaja Wolf van de Joodse gemeente Groningen zien de toekomst voor de gemeente ontspannen tegemoet. beeld RD, Anton Dommerholt

Het zonlicht valt spaarzaam door de ramen van de synagoge aan de Folkingestraat, in de binnenstad van Groningen. Een negental leden van de Nederlands-Israëlitische gemeente in de Martinistad, zeven mannen en twee vrouwen, is deze zaterdagmorgen samengekomen voor de tweewekelijkse dienst. Voorzitter Frits Grunewald (69) is zichtbaar teleurgesteld. Hij komt vandaag niet aan tien Joodse mannen, noodzakelijk voor het houden van een complete eredienst. „We hebben geen minjan”, laat hij chazan Jos Tal weten. Het betekent dat de Thorarol niet uit de heilige arke zal komen en dat aan het eind van de dienst de kaddisj, een van de belangrijkste gebeden van het Jodendom, niet zal klinken.

De lezing uit Bereshieth (Genesis), over Noach, vindt deze morgen plaats uit een boek. Het Hebreeuwse gezang van de chazan is tot in de uithoeken van de synagoge te horen. Tegen kwart over tien klinkt het geluid van de trekbel erdoorheen. Grunewald verdwijnt naar de hoofdingang van de sjoel en keert terug met drie jonge mannen, waarmee er alsnog minjan is, maar de dienst is te ver gevorderd om opnieuw te beginnen. De chazan is al aangekomen bij Jesaja 54: „Want dat zal Mij zijn als de wateren van Noach…”

Moesafgebed

Het moesafgebed voor de sabbat wordt door alle aanwezigen hardop mee gebeden. „Geen is als onze God, geen is als onze Heer, geen is als onze Koning, geen is als onze Verlosser…”

Dankzij de laatkomers is aan het eind van de dienst toch de kaddisj te horen. Twee mannen, door de chazan aangewezen, bidden die met het aangezicht naar de heilige arke, waarna alle aanwezigen elkaar ”Sjabbat sjalom” wensen. Dan begeeft ieder zich naar de ruimte voor het hek dat de gebedsruimte scheidt van de rest van de synagoge. Bestuurslid Chaja Wolf (67) staat gereed met een serveerblad waarop een beker met wijn en kleine bekertjes met druivensap en wijn zijn gerangschikt. Een van de mannen spreekt kidoesj uit, de zegen over de wijn. Na de dronk zetten de aanwezigen zich aan de gedekte tafel, voor het wisselen van nieuwtjes en het nuttigen van koffie, thee en toastjes met hoemoes.

De motivatie van de leden om naar de sjoel te komen is, volgens Grunewald divers. „De een komt om zijn gebeden te doen, een ander voor de ontmoeting, een derde om minjan te maken.” De voorzitter van de Joodse gemeente laat het gezelschap rond de tafel weten dat een van de leden vandaag verstek liet gaan door ziekte, een ander vanwege een kleinzoon die een ongeluk heeft gehad, een derde door een verblijf van enkele maanden in Israël.

Synagoge

De imposante synagoge vertoont overeenkomsten met een basiliek. Niet zo vreemd, want de Friese kerkenbouwer Tjeerd Kuipers (1857-1942) was de architect. In augustus 1943 werd de Joodse gemeente, destijds in omvang de vierde van Nederland, door de Duitsers ontbonden. De synagoge ging dienstdoen als opslagruimte voor in beslag genomen radio’s.

Slechts 10 van de ruim 2500 gedeporteerde Groningse Joden overleefden de Holocaust. Het restant van de zwaar gehavende gemeente kwam voortaan op sabbat samen in de jeugdsjoel aan de Folkingedwarsstraat. De Chemische was- en ververij Astra kocht de hoofdsynagoge om er een bedrijfspand van te maken. De directeur, voorzitter van het Apostolisch Genootschap, liet de bovenverdieping tot kerkzaal verbouwen.

Na het faillissement van Astra ging de in 1975 opgerichte Stichting Folkingestraat Synagoge zich inzetten voor het behoud van het Joodse gebedshuis. Met succes. Na een ingrijpende renovatie kon het gebouw in 1981 opnieuw worden ingewijd. Het voorste deel doet sindsdien dienst als cultuurruimte, het achterste deel als synagoge. De afgeslankte sjoel biedt plaats aan maximaal 120 bezoekers. Op de Joodse feestdagen beschikt de gemeente over het hele pand. De Groningse kehila heeft ook enkele leden uit Drenthe; die provincie bezit geen sjoel meer. Jos Tal uit Amstelveen, van origine een Israëli, werd aangetrokken als chazan. Hij beheerst de kunst van het lezen uit de Thora.

Rabbinaatskamer

De rabbinaatskamer van de Groningse synagoge ligt aan de Nieuwstad, de rosse buurt van Groningen. Terwijl de dames achter de ramen passanten lokken, bestuderen leden van de Joodse gemeente aan dezelfde straat eens in de twee weken op woensdagavond de Thora. De ene keer zelfstandig, de andere keer onder leiding van rabbijn Shmuel Spiero, verbonden aan de Joodse gemeente Noord-Holland Noordwest. Eens per maand komt hij naar het noorden, voor huisbezoeken en Joods onderwijs.

Eerst geeft de rabbijn uit Heemstede les aan twee jongens van de gemeente: tien en zestien jaar oud. Aansluitend onderwijst hij de volwassenen. Chaja Wolf mist geen keer op de ”lernavond”. „We bespreken dan het gedeelte uit de Thora dat de komende sabbat in sjoel zal worden gelezen.” Meestal zijn er een tiental bezoekers. „Wij draaien hier helemaal niet zo slecht”, stelt Wolf vast. „De meeste andere gemeenten in de mediene hebben meer moeite om de boel gaande te houden.”

Door de goede contacten met bisschop Gerard de Korte van het bisdom Groningen ontstond het idee een gemengde gespreksgroep van rooms-katholieke parochianen en leden van de Joodse gemeente te vormen. Eens in de drie maanden bespreken ze in de rabbinaatskamer gedeelten van het Nieuwe Testament. „Heel boeiend”, vindt Grunewald, „maar het is een totaal andere manier van denken. Als ik de Thora lees, begrijp ik wat er staat. De teksten van het Nieuwe Testament snap ik meestal niet.”

Teken van hoop

De oud-eigenaar van een beken-
de schoenenzaak in Groningen is het wandelend geheugen van de noordelijkste Nederlands-Israëlitische gemeente. Zijn vader en grootvader zaten ook in het bestuur. „Ik ben hier geboren en getogen, als een van de weinigen.” Zijn taak is vooral organisatorisch van aard. De verantwoordelijkheid voor godsdienstige zaken valt onder twee medebestuurs-leden. „Die zijn veel religieuzer dan ik.”

Een kleine minderheid binnen de gemeente probeert zich strikt aan de Joodse wetten te houden, zij het niet zo consciëntieus als chassidische lubavitcher Joden. „Die zijn nog een stapje vromer dan onze vromen.” Aan de andere kant van het spectrum staan de leden die nooit naar de synagoge komen maar wel trouw hun kerkelijke belasting betalen. Omdat ze Joods begraven willen worden. „Jodendom is meer dan een religie”, licht Grunewald toe. „Het is vooral het gevoel tot het Joodse volk te behoren. Zelfs veel atheïstische Joden stellen het op prijs om deel uit te maken van een Joodse gemeente.”

Chaja Wolf ervaart het als „een teken van hoop” dat de Groningse gemeente weer een paar gezinnen met jonge kinderen telt. Die worden van jongs af onderwezen in het Jodendom. Zelf werd ze pas op middelbare leeftijd praktiserend Joods. „Bij ons thuis deden ze niet veel meer aan de religie, maar op een gegeven moment gaat het toch weer kriebelen. Ja, hoe komt zoiets?”

„Het bloed kruipt waar het niet gaan kan”, antwoordt Grunewald.

Bidden

Voor zijn pensionering onderscheidde de voorzitter van de Joodse gemeente Groningen zich niet van liberale Joden. „Door mijn beroep heb ik altijd op zaterdag gewerkt. Alleen met Jom Kipoer ging ik naar de synagoge. Ik heb ook nooit koosjer gegeten, zeker buitenshuis niet. Toch zit ik al zo’n dertig jaar in het bestuur van deze gemeente, vanuit de drang om die in stand te houden. Het gaat mij meer om het gevoel dan om de religie.”

„Maar in de sjoel houden we ons aan de geboden van de orthodoxie”, nuanceert Chaja Wolf. „Dat maakt onze beleving van de religie anders dan bij de liberalen. Ook een lubavitcher Jood, zoals rabbijn Jacobs, voelt zich bij ons thuis. Alles wat we hier serveren, is strikt koosjer. Wat we buiten de synagoge doen, daar vraagt niemand naar. We vinden het ook niet belangrijk om dat van elkaar te weten.”

Voor de instandhouding van de gemeente betalen de leden een vastgestelde bijdrage die gebaseerd is op hun inkomen. Financieel weet het bestuur zich tot nu toe te bedruipen, al is het geen vetpot. Nog lastiger is het invullen van lege bestuursposten. Dat is volgens Grunewald al jaren het geval. „Mijn vader heeft heel lang geleurd met zijn voorzitterschap. Ik vrees dat mij hetzelfde wacht.” Over de toekomst van de gemeente maken de twee bestuursleden zich niet al te druk. „Die hebben wij niet in de hand”, zegt Chaja Wolf berustend. „Het is wel onze diepe wens dat de gemeente blijft bestaan.” Grunewald knikt. „Je mag rustig zeggen dat we ervoor bidden.”

Serie “Overleven in de mediene”. Joods leven buiten Amsterdam. Vandaag deel 1: de Nederlands-Israëlitische Gemeente van Groningen. Volgende week: de Joodse gemeente van Leeuwarden.


Joodse gemeente Groningen

De Joodse gemeente in Groningen ontstond in 1744 en kreeg in 1756 een eigen sjoel. In 1905 verrees aan de Folkingestraat een nieuwe synagoge. Opperrabbijn Eliëzer Hamburg legde de eerste steen. Zijn plaats werd in 1919 ingenomen door de zionistische Awraham Asscher, die breed bekendheid kreeg door de autobiografie van zijn echtgenote Clara Asscher-Pinkhof. Voor de Tweede Wereldoorlog telde de gemeente zo’n 3000 leden, na de oorlog amper 200. Het aantal is inmiddels geslonken tot vijftig. De gemeente houdt eens in de twee weken dienst (met uitzondering van juli en augustus) en met de Joodse feesten. Incidenteel zijn er gastendiensten waarin ook niet-Joden welkom zijn.


Joods leven in Nederland

Voor de Tweede Wereldoorlog kende Nederland zo’n 180 Joodse gemeenschappen. Na de oorlog wist alleen die in Amsterdam zich redelijk te herstellen. De gemeenschappen buiten de drie grote steden, door Joden ”de mediene” genoemd, waren weggevaagd of gedecimeerd. Van de 140.000 Joden die in Nederland leefden, kwamen er meer dan 100.000 om in de vernietigingskampen. Volgens het Joods Maatschappelijk Werk telt Nederland momenteel ongeveer 45.000 Joden, onder wie duizenden uit Israël die hier voor een deel tijdelijk verblijven. Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) hanteert een lager aantal (ca. 35.000), vanwege de striktere afgrenzing van het begrip Joods.

Zo’n 9000 Joden in Nederland zijn aangesloten bij een Joodse gemeente. Slechts een minderheid van hen is praktiserend. Het aantal gemeenten van het NIK is geslonken tot 25, met in totaal ruim 5000 leden. Beeldbepalende rabbijnen in deze kring zijn Binyomin Jacobs, Raphaël Evers en Lody van de Kamp. Als opperrabbijn van het Interprovinciaal Opperrabbinaat (IPOR) is Jacobs sinds 2008 hoofdverantwoordelijk voor de ondersteuning van de Joodse gemeenten in de mediene. De tien gemeenten van zogenaamde reform-Joden, met in totaal circa 3700 leden, vallen onder het in 1931 opgerichte Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom. Bekende liberale rabbijnen zijn Awraham Soetendorp en David Lilienthal. De liberaal-Joodse gemeenten worden niet erkend door het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap.

Het NIK brengt een eigen blad uit: Hakehillot. Het orgaan van de liberaal-Joodse gemeenten draagt de naam Levend Joods Geloof. Het Nieuw Israëlitisch Weekblad en de Joodse Omroep bedienen beide kringen. De Joodse Omroep is met ingang van 2016 ondergebracht bij de Evangelische Omroep. Het aanbod aan Joodse bladen werd eind 2014 uitgebreid door de komst van De Medienepost. Initiatiefnemer en eindredacteur Suzan Breedveld uit Almere maakt daarnaast voor Joodse inwoners van Flevoland De Joodse Flevopost. De Medienepost verschijnt drie keer per jaar en wordt kosteloos verstrekt. De orthodox-Joodse gemeenten zorgen voor de verspreiding. De uitgave van zowel De Joodse Flevopost als De Medienepost wordt bekostigd door Stichting Chabad Flevoland.

Het merendeel van de orthodoxe rabbijnen in Nederland is lid van Chabad, een internationale stroming binnen het chassidisme. De naam is afgeleid van chochma (wijsheid), biena (inzicht) en daät (kennis). Het hoofdkwartier van de extraverte Joodse beweging bevindt zich in New York. Doelstelling van Chabad, ook bekend onder de naam Lubavitch, is seculiere Joden weer bekendmaken met de rijkdom van het Jodendom.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer