Rabbijn Van de Kamp: Kloof tussen joden en christenen blijft
De verbondenheid tussen orthodoxe joden en christenen kan nooit een echte geloofsverbondenheid zijn, stelt rabbijn Lody B. van de Kamp.
Een veertigtal orthodoxe rabbijnen, uit de VS, Israël en nog een aantal landen, heeft onlangs een verklaring uitgegeven waarin zij getuigen van hun betrokkenheid bij het christendom. De verklaring citeert rabbi Jacob Emden: „De christelijke Messias bracht een dubbele weldaad aan de wereld. Hij heeft de Thora van Mozes majestueus bekrachtigd en Hij verwijderde afgoden van de volkeren.” Ook verklaren de rabbijnen aan de hand van een ander citaat dat christenen „de joodse Bijbel van het Oude Testament hebben geaccepteerd als het boek van G’ddelijke openbaring.”
Dit zijn natuurlijk mooie woorden, die zowel christenen als joden aan het denken zouden moeten zetten. Echter, denken leidt vaak wel tot wishful thinking, maar lang niet altijd tot de gewenste waarheid. Deze verklaring is daar een duidelijk voorbeeld van.
De verklaring noemt het Tweede Vaticaans Concilie van de Rooms-Katholieke Kerk, dat de officiële leer van die kerk over het jodendom fundamenteel heeft veranderd. Antisemitisme wordt afgewezen, het eeuwige verbond tussen G’d en Zijn volk wordt bevestigd en de latere pausen beschrijven joden inmiddels als „onze oudste broeder” en „vaders in het geloof.”
Noachitische geboden
De verklaring neemt meteen een heel grote stap, die bovendien historisch niet correct is: „Op basis van wat er op dat concilie werd besloten, zijn katholieken en andere christenen een oprechte dialoog begonnen met joden, die de afgelopen vijftig jaar alleen maar is gegroeid.” Laat ik het dicht bij huis houden. Binnen de toch wel ingewikkelde Nederlandse plattegrond van christendom zijn er vele kerkgenootschappen die zich niets gelegen laten liggen aan Rome. De gereformeerde gezindte is daar een voorbeeld van. De uitspraken van de pausen en het concilie kunnen in die gemeenschappen niet als uitgangspunt worden gezien voor het opstarten van het gesprek met de joodse gemeenschap.
Maar ook inhoudelijk klopt er een aantal zaken niet in de verklaring. Het citaat van rabbi Jacob Emden stelt ook dat „de christelijke Messias de volkeren heeft verplicht zich te conformeren aan de zeven noachitische geboden.” Dit kunnen wij als joden wel vinden, maar veel christenen denken daar totaal anders over. Zij conformeren zich niet aan deze noachitische wetten. Deze zeven wetten hebben voor hen geen basis in de Bijbel en zullen dan ook zeker niet, in hun visie, door hun Messias aan de volkeren zijn opgelegd.
Andere invulling
Een ander joods citaat in de verklaring luidt dat „christenen de joodse Bijbel van het Oude Testament hebben geaccepteerd als een boek van G’ddelijke openbaring.” Dat kan wel zo zijn. Maar dan een boek met een toch wel heel andere inhoud en exegese dan de Bijbel van de jood. Veel christenen geloven bijvoorbeeld niet in de noodzaak dat de offerdienst opnieuw terugkomt. Zij gaan op een geheel andere wijze om met de erfzonde. Sterker nog, veel christenen zijn er op grond van hun verstaan van die G’ddelijke openbaring van overtuigd dat het verbond van de Eeuwige met het joodse volk niet langer bestaat. Of ten minste onder druk staat omdat de jood aan het verstaan van die G’ddelijke openbaring een volledig andere invulling geeft.
Van deze wel heel grote geloofsverschillen maakt de verklaring geen melding, terwijl wel op een simpele manier wordt verklaard dat „wij joden geloven dat G’d veel boodschappers gebruikt om Zijn waarheid te openbaren.” Bij het lezen van deze laatste regel vroeg ik mijzelf af hoeveel waarheden de G’ddelijke openbaring in de ogen van de ondertekenaars eigenlijk kent.
En dan ten slotte het citaat dat „wij joden de constructieve deugdelijkheid van het christendom mogen erkennen als onze partner in de verlossing, zonder de vrees dat dit zal worden uitgebuit voor missionaire doeleinden.” Ikzelf zou niet graag het woord ”uitbuiten” gebruiken. Missionaire doeleinden hebben voor veel christenen te maken met de getuigenisopdracht in de christelijke Bijbel. Sterker nog, juist binnen de gereformeerde gezindte wordt het niet getuigen over de christelijke Messias tegenover de jood beschouwd als het onthouden van het heil aan die jood. Voor mij is het raadselachtig hoe de verklaring aan deze absolute geloofsovertuiging voorbij kan gaan.
Valse illusies
Wat is er met deze verklaring van verbondenheid fout gegaan? Allereerst, het tonen van betrokkenheid bij het christendom, zoals de samenstellers die kennelijk beogen, laat zich niet vatten in de beknoptheid van een verklaring. Het citeren van de joodse bronnen zonder de context van die bronnen te hanteren, is riskant en leidt tot een afwijken van de oorspronkelijke inhoud en intentie van die bronnen. Het wekt verwachtingen die deze orthodoxe rabbijnen niet kunnen, maar ook niet willen waarmaken. De voorspelbare christelijke reactie doet zich inmiddels al voor: „De jood gaat eindelijk de christelijke Messias erkennen.”
Het in één adem noemen van Rome en het reformatorisch christendom, ook met betrekking tot het jodendom, is niet alleen een onhandigheid. Iedereen die inhoudelijk betrokken is bij de gesprekken met christenen met betrekking tot exegese binnen de verschillende denominaties weet dat dit een weg is die niet tot een waarheid kan leiden die de verklaring beoogt. Ook niet binnen het huidige oecumenisch klimaat.
Het tonen van betrokkenheid bij het christendom is een nobel streven. Zo’n verbondenheid kan echter alleen gaan over een maatschappelijke betrokkenheid, uitgaande van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor G’ds schepping. Maar daar houdt het gemeenschappelijke op. Zo gauw die gemeenschappelijkheid een religieuze joods-christelijke inhoud krijgt, wordt een verklaring zoals de onderhavige een struikelblok voor zowel christenen als voor joden. Met alle misvattingen en valse illusies tot gevolg. En dat kan nooit de bedoeling zijn geweest van deze orthodoxe rabbijnen.
De auteur is orthodox-joods rabbijn.