Juliana was bij uitstek ”the people’s queen”
Met het overlijden van prinses Juliana zinkt voor velen een heel speciaal tijdperk weg achter de horizon. Tijdens haar regeringsperiode raakte de Nederlandse monarchie veel sterker dan voorheen verweven met de samenleving. Ze was niet zozeer een moeder des vaderlands als wel ”the people’s queen”.
In de tijd waarin Juliana regeerde, van september 1948 tot april 1980, ontwikkelde de Nederlandse samenleving zich van een hiërarchische naar een losse en transparante, zegt prof. dr. C. A. Tamse, hoogleraar geschiedenis van de Nederlandse politieke cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen. „Juliana paste zich daarbij voortreffelijk aan. Ze kon relativeren, wat haar vooral van pas is gekomen tijdens de roerige jaren zestig. Daardoor werd ze nooit als conservatief beschouwd of als symbool gezien van een stoffig instituut dat koningshuis heette. Dat is haar grote verdienste geweest. Ze was solidair met de mensen, kon luisteren, raakte niet in paniek en ze maakte grapjes. Tegen een student rechten zei ze: U kunt me vast wel vertellen hoe je een koningschap ten val moet brengen. Ze voelde zich veilig. Ze wist dat de mensen haar sympathiek vonden; zij vond die mensen sympathiek.”
Zij was een vrouw die van mensen hield, vervolgt Tamse. „Daarbij rammelde ze aan de tralies van het protocol. Juliana was de wanhoop van burgemeesters en commissarissen van de Koningin. Door haar liep altijd het tijdschema in de war. Ze was namelijk voor de mensen gekomen. Tijdens het defilé op Soestdijk liep de dochter door, terwijl de moeder mijlenver achterbleef om met de mensen te praten. Het is een heel bijzondere gave als je dat kunt. Juliana was daarom niet zozeer een moeder des vaderlands, wat ik wat sentimenteel vind klinken, als wel ”the people’s queen”. Tijdens de trouwerij van Beatrix reed Juliana met haar man in de koets, belaagd door rookbommen van provo’s. Dat was een groot misverstand, want de grootste provo zat in de koets! Daar zat een vrouw die de heersende onvrede kon begrijpen en meevoelen.
Door het contact zoeken met mensen is de monarchie onder Juliana’s lange regeringsperiode sterker dan ooit met de samenleving verweven geraakt”, stelt Tamse. Vanuit de traditie van het denken in macht belandde de Nederlandse monarchie onder Juliana bij het koningschap met een sterk maatschappelijke inslag. „Dat noemt men wel het vrouwelijke koningschap van zorgzaamheid, solidariteit, geduld en tact. Het matriarchaat dat met Emma en Wilhelmina inzette, is onder het koningschap van Juliana tot volle bloei gekomen. Dat kwam door haar uitgesproken belangstelling voor met name de zwakkeren.”
Een en ander hield niet vanzelfsprekend in dat Juliana ook een goede politica was. „Mensen als Wilhelmina, Juliana en Beatrix zijn van jongs af aan het centrum van gesprekken met de knapste koppen, met de interessantste Nederlanders en buitenlanders. Vanaf hun jeugd horen ze ontzettend veel. Als staatshoofd krijgen ze nog een hele lading politici over zich heen. Met wie ze ook praten. Dat culmineert onder koningin Juliana, die een krankzinnig aantal formaties heeft meegemaakt waarbij een beroep werd gedaan op haar tact en geduld. Op sommige momenten heeft ze duidelijk invloed aangewend. Zo heeft ze Drees een kans gegeven, en later Den Uyl. Maar ze trad daarbij plezierig op, zonder te drammen. Ook met politici die waren afgetreden, hield ze contact. Politici waren voor haar geen stukken vuil naar wie ze nooit meer omkeek, maar mensen. Dat alles bij elkaar is een job geweest zonder weerga, ze heeft iets opgeofferd, in die zin dat ze zichzelf, met groot plichtsbesef, wegcijferde.”
Er zit ontwikkeling in de monarchie die Juliana kenmerkte. „De moeilijke jaren zestig en zeventig heeft ze goed opgevangen. Maar je kunt ook zeggen dat zij van begin af aan iets heel anders had dan haar voorgangers en wat altijd een vruchtbaar uitgangspunt is gebleven: dat is dat ze nooit de neiging heeft gehad macht uit te oefenen. Ze ging niet zoals Wilhelmina tegen de Kamer in. Bij Juliana zijn we in het stadium gekomen van een soepele parlementaire monarchie, waarbij het staatshoofd voornamelijk bij de kabinetsformaties begeleiding biedt en invloed uitoefent. Het is niet meer zo dat het staatshoofd ingrijpt en dwars tegen alles ingaat. Dat is definitief voorbij. Zo kan de huidige Koningin bijvoorbeeld persoonlijk moeite hebben met het homohuwelijk, terwijl zij toch een wet daartoe tekent. Zij weet dat van haar wordt verwacht dat ze dat zonder verblikken of verblozen doet. Daar komen geen conflicten meer over. Bij Juliana is dat begonnen.”
Wel was het een ’probleem’ dat de Juliana zich op haar manier door haar christelijke belijdenis liet leiden. „Juliana kon geen doodvonnissen tekenen en dat was in de eerste jaren na de oorlog moeilijk. Ze legde zo’n vonnis dan in haar la en wachtte af. Dan kon ze koppig zijn, maar was zij wel principieel en bleef zij trouw aan zichzelf. Ze vond dat men zich in een rechtsstaat boven wraak moest stellen. Dat siert haar nu. Destijds vonden de mensen dat vervelend en soms onbegrijpelijk. Ik ken iemand die zei: Ik heb twee koninginnen gehad. De ene vond dat er niet genoeg oorlogsmisdadigers werden doodgeschoten en de andere wilde er geen laten doodschieten.”