„En gij Bethlehem Efratha…”

Van de ware godheid en mensheid van onze Heere Jezus Christus en van Zijn geboorte te Bethlehem in het land van Judea, alwaar Hij uit een maagd, uit het geslacht van David, rein zou geboren worden, getuigen de profeten als volgt: „Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: Ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren en Zijn Naam Immanuël heten” (Jesaja 7). Micha spreekt: „En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid.” In Jesaja 9 lezen wij: „Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn Naam: Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op de troon van David en in zijn koninkrijk; om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des Heeren der heirscharen zal zulks doen.” In Jeremia 23 vinden wij: „Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; Die zal koning zijnde regeren, en voorspoedig zijn…” Hij is daarom de Heere, onze gerechtigheid.

Heinrich Bullinger,
reformator te Zurich

(”Het oude geloof”, 1537)