Troost bij afscheid dr. Justin Kroesen van Groningen
”Troost” was vrijdag het verbindende thema tijdens het afscheidssymposium voor dr. Justin Kroesen van de Rijksuniversiteit Groningen. De „kerkenkenner” gaat ons religieus erfgoed missen.
Groningen verliest in dr. Justin Kroesen een bijzonder mens, zoveel werd wel duidelijk tijdens het drukbezochte symposium in de doopsgezinde kerk van Groningen. En ’s middags, toen de universitair docent kunstgeschiedenis van het christendom in het Friese Jorwerd de derde Regnerus Steensmalezing hield (zie kader), weigerde de voorzitter van de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK) afscheid van hem te nemen. „Dat gaan we gewoon niet doen.”
Kroesen vertrekt vanwege een „droombaan” in het Noorse Bergen. Hij krijgt daar als onderzoeker de verantwoordelijkheid voor een „fabelachtige” collectie middeleeuwse kerkelijke kunst waarvan het zwaartepunt in de 13e en 14e eeuw ligt.
Niettemin laat hij Nederland met heimwee achter. „Ik ga dit wonderlijke land, met al zijn religieuze erfgoed, van Cuyperskerken tot preekschuren, van schuilkerken tot stiltecentra, processieparken, consistoriekamers, megamoskeeën, oude synagogen, refodomes, boekenkathedralen, erfgoedlogies, vermaningen en verdienmodellen, enorm missen. Daar kan Noorwegen met zijn lutherse staatskerk maar weinig spannends tegenover stellen.”
Aderlating
Zo’n 21 jaar liep Kroesen rond aan de theologische faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Eerst als student, vervolgens als aio van kerkspecialist dr. Regnerus Steensma, vervolgens als diens opvolger als universitair docent kunstgeschiedenis.
Al die jaren lag zijn hart bij het onderzoek van de kerken in met name Noord-Nederland. Nog preciezer: de inrichting, het meubilair van de kerken. „Daarin schuilt voor mij de grootste historische zeggingskracht”, aldus Kroesen. Daarbij wist hij anderen te enthousiasmeren. „Of het nu een groep plattelandsvrouwen was of een schoolklas, je wist ze te boeien en te binden”, zei Peter Breukink van de SOGK.
Aan de RUG is Kroesens vertrek het begin van een grote aderlading bij de vakgroep kerkgeschiedenis van de faculteit godgeleerdheid en godsdienstwetenschap. In maart vertrekt prof. dr. Mirjam de Baar naar de Universiteit Leiden. In november gaat hymnoloog dr. Jan R. Luth met pensioen.
Maar, kon vakgroepvoorzitter prof. dr. Christoph Jedan melden, er komt een opvolger voor dr. Kroesen. En zelfs is er sprake van dat er een hoogleraar komt die het christelijk cultureel erfgoed onder zijn of haar hoede krijgt, waarmee de aandacht voor dit terrein zelfs nog naar een hoger niveau kan worden getild.
Begrafenismuziek
”Troost” is al jaren een onderzoeksthema aan de RUG. Dr. Luth liet tijdens het symposium in dat kader zien hoe oordeel en troost in de muziek tot uitdrukking komen. Hij vergeleek daarbij de rooms-katholieke begrafenismuziek met vergelijkbare composities in de lutherse traditie.
In het aloude requiem, de dodenmis, heeft het oordeel een zwaar accent, zo liet hij zien, met name in het onderdeel ”Dies irae”. In de 18e en 19e eeuw werd het ”Dies irae” echter een „dramatisch spektakelstuk”, bijvoorbeeld bij componisten als Verdi en Berlioz. De muziek werd toen ook voor het concertpodium geschreven.
Tegelijk wordt in die eeuw de verschrikking voor het oordeel minder beklemtoond. „Bij het requiem van Fauré, met aan het eind het ”In Paradisum”, klinken vredige klanken van het paradijs. Er komt serene, stilzwijgende overgave. De nadruk ligt meer op de troost”, aldus dr. Luth.
Vanuit de lutherse traditie noemde hij de componisten Schütz, Buxtehude en Bach. Luthers lied ”Mit Fried und Freud” speelt in hun uitvaartsmuziek een grote rol. Beroemd werd Bachs ”Actus Tragicus” (BWV 106). Ook Brahms’ ”Ein deutsches Requiem” staat in deze traditie. „Maar dat is niet te vergelijken met het klassieke requiem”, aldus dr. Luth. „Niet het oordeel van het ”Dies irae”, maar de zekerheid van de overwinning van de dood staat in dat stuk centraal.”
Prof. dr. Sible de Blaauw (Nijmegen) vroeg aandacht voor de sporen van het rooms-katholieke verleden in protestantse kerken. Zo maakte Vondel een lang gedicht nadat hij ooggetuige was van de brand van de Nieuwe Kerk in Amsterdam in 1645. In dat gedicht noemt hij allerlei roomse elementen die verwoest zouden zijn, die er echter helemaal niet meer waren.
Dergelijke „heilige herinneringen” kleven nog steeds aan de godsgebouwen, aldus prof. De Blaauw. Ook schilders als Saenredam en Emanuel de Witte lieten deze echo van het verleden in hun schilderijen terugkomen. „In hun werk maakt het eigenlijk niet veel uit of de kerk protestants of rooms-katholiek is. De werkelijkheid wordt over de confessies heen getild.”
Richting dr. Kroesen: „Jij, die zo veel uren in die kerken hebt doorgebracht, weet dat de kerkinterieurs van Saenredam bestaan, bij een bepaalde lichtval. Jij zult blijven zoeken naar sporen uit het verleden. Maar jij weet ook dat in die gelaagdheid die je in die kerkinterieurs tegenkomt, iets zit wat wij mensen nodig hebben: troost.”
„Landschap van kerken is nu heel anders”
JORWERD. Dr. Justin Kroesen laat bij zijn vertrek „een heel ander kerkenlandschap” achter dan dat waarin zijn voorganger Regnerus Steensma zo’n vijftig jaar geleden zijn werkzaamheden begon.
Dat zei dr. Kroesen vrijdagmiddag in de derde Regnerus Steensmalezing in het kerkje van Jorwerd (Friesland). Steensma, die in 2012 plotseling overleed, was zijn voorganger aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en heeft veel betekend voor het onderzoek naar kerkbouw en religieuze kunst.
Dr. Kroesen schetste hoe het onderzoeksgebied zich ontwikkeld heeft. Volgens hem mogen oude kerken zich vandaag de dag verheugen in een warme belangstelling onder een breed publiek. „Ten aanzien van de kwetsbare interieurs is er een sterker gevoel van urgentie ontstaan, al is er met name op dit punt nog altijd veel in gevaar.”
Ook in het onderzoek worden nieuwe terreinen ontgonnen. Zo is Jacolien Wubs in september aan de RUG begonnen aan een promotieonderzoek naar de tekstborden en -opschriften in oude kerken. Ook noemde dr. Kroesen de aandacht voor de moderne kerkbouw, zoals onder andere blijkt uit de bundel „over het recente fenomeen van de „refodomes”, die in de Biblebelt door de nog steeds groeiende orthodox-protestantse gemeenschappen worden gebouwd.”
Zie ook:
Kerkverhalenverteller, Reformatorisch Dagblad (3 december 2015)