Kerk & religie

Henk Wobben: Kerkenraad beseft vaak niet waar krimp ontstaat

ARNHEM. „Een keurige baan met een specifieke klantenkring”, zo omschrijft Henk Wobben zijn functie. Vrijdag neemt hij afscheid als directeur van het Kantoor der Kerkelijke Goederen en het Kantoor der Kerkelijke Administraties (KKG en KKA).

Reinald Molenaar
18 December 2015 14:31Gewijzigd op 16 November 2020 00:10
Henk Wobben. beeld RD, Anton Dommerholt
Henk Wobben. beeld RD, Anton Dommerholt

Zelf is Wobben lid van de gereformeerde gemeente in Nunspeet, maar zijn werk verrichtte hij hoofdzakelijk binnen gemeenten in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Hij moet eerst een misverstand uit de weg ruimen. „Veel mensen denken dat het KKG en KKA onderdelen zijn van de Protestantse Kerk, maar dat is niet waar. Wij zijn een zelfstandige stichting, ontstaan vanuit de Maatschappij van Welstand, die in 1822 is ontstaan.

In 1948 richtte deze maatschappij het KKG op, de tak die zich vooral met beheerszaken van kerkelijke gemeenten bezighoudt. Omdat de maatschappij zich ook bezighield met de administratie, ontstond later het KKA. Beide stichtingen zijn in 1997 verzelfstandigd.”

Een jaar na de verzelfstandiging trad Wobben in dienst bij beide stichtingen. Al die jaren werkte hij ook één dag per week bij de SGP-Staten­fractie in het provincie­huis in Arnhem als fractie­medewerker. Voordat hij begon als directeur van het KKG en KKA was Wobben actief in het bedrijfsleven. „Ik had een administratieve achtergrond, vandaar dat deze functie mooi aansloot op mijn voorgaande werk.”

Beide stichtingen zijn groter geworden onder uw leiding. Hoe verklaart u die groei?

„De KKA is enorm gegroeid, van 
3 naar 43 medewerkers. We gingen van één naar acht kantoren. Werkte het KKA eerst alleen voor de Nederlandse Hervormde Kerk, nu zijn we actief voor diverse kerkverbanden. Het KKG is met twaalf medewerkers een stabiele organisatie gebleven.

De groei van het KKA verklaar ik uit het feit dat de materie complexer is geworden. Er komt veel meer kijken bij het bijhouden van een administratie dan vroeger. En tegelijk nam het aantal vrijwilligers in kerken af. Vind nog maar eens iemand die twintig jaar de boekhouding van je gemeente doet.”

Veel gemeenten krimpen, kerk­gebouwen sluiten. Wat kunt u doen om dat tegen te gaan?

„De kerk ligt in Gods hand, laat ik daarmee beginnen. Maar wij kunnen adviseren bij het beleid. Ik heb daarom een zogeheten kerkscan ontwikkeld, een vragen­lijst op basis waarvan ik een voorstel met aandachtspunten maak. Het gaat altijd over kerkgebouwen, predikantsplaatsen, geldwerving en communicatie met gemeenteleden.”

Waar gaat het vaak mis?

„Kerkenraden beseffen meestal niet waar krimp ontstaat. Ik vraag daarom altijd naar het aantal dopelingen in verhouding tot het aantal geboorten. Als die cijfers sterk verschillen, kun je de krimp voor de komende decennia op je vingers narekenen.

Een ander belangrijk aandachtspunt voor gemeenten is het pastoraat. Met 1150 (doop)leden moet je één volledige predikantsplaats hebben. Heb je één predikant op 2500 leden, dan versnel je de krimp. Hij kan het pastoraat nooit goed vormgeven met zo veel leden. En pastoraat op afroep is geen pastoraat.”

Stel, een gemeente krimpt en er komt niet genoeg geld binnen. Ze hebben wat grond. Biedt u dan aan om die grond voor hen te verkopen?

Resoluut: „Nooit! Nee, dat moet je echt niet doen. Advies aan gemeenten is altijd maatwerk. Als een gemeente geld in kas heeft, ga ik daarmee juist landbouwgrond kópen. Wij zorgen voor het beheer van die grond en aan het eind van het jaar keren we de gemeente een bedrag uit de opbrengst van de pacht uit.

De revenuen die je krijgt, moet je altijd inzetten. In Friesland zijn heel veel gemeenten die hun predikant kunnen behouden juist omdat zij landbouwgrond gekocht hebben en daar opbrengsten uit genereren.”

Uw werk is uw leven, zo lijkt het. Zit u er té vast aan?

Knikkend: „Ja, dat zit ik.”

Hoe moet het straks dan?

„Dat weet ik niet. Maar ik heb nog wel wat dingen. Ik blijf als bestuurslid bij de stichtingen betrokken en bij gezondheid ben ik nog drie jaar werkzaam voor de Statenfractie van de SGP in Gelderland.

Het is ook goed om het rustiger aan te gaan doen. Ik heb pas meegemaakt dat de harde schijf vol zat, om het zo maar te zeggen. Dat was schrikken.”

Vrijdag staan de stichtingen met een symposium stil bij uw afscheid. Wat wordt daar besproken?

„Een interessante vraag die bijvoorbeeld voorbijkomt, is: hoe voorkom je dat je niet-betrokken leden alleen maar confronteert met een acceptgiro? De kerk heeft mensen zo veel te bieden. Ik vind het een grote uitdaging voor gemeenten om daarnaar te kijken. Stel iemand aan die mensen bezoekt. Je hoeft niet meteen met grote woorden te komen, maar probeer aan te tonen dat de kerk ook voor deze personen relevant is.

Het bewijs dat dat vruchten afwerpt, is al geleverd. Een gemeente die niet-betrokken leden op deze manier benaderde, heeft een jaar later bij de jaarlijkse geldwervingsactie Kerkbalans 
13 procent meer opgehaald dan het jaar ervoor.”

En wat dacht u van de vraag: zit de kerk niet te veel vast aan haar goederen?

„Ik vind van niet. Ze gaat er juist zorgvuldig mee om. Als gezin zorg je toch ook dat je iets achter de hand hebt voor als de was­machine stukgaat?”


Henk Wobben neemt afscheid van KKG en KKA

Henk Wobben (66) uit Nunspeet neemt vandaag afscheid als directeur van het Kantoor der Kerkelijke Goederen en het Kantoor der Kerkelijke Administraties (KKG en KKA). Het KKG is het rentmeesterskantoor voor kerkelijke gemeenten en organisaties (met name in de Protestantse Kerk) voor het beheer van onroerend goed, taxaties en voor de aan- en verkoop en herbestemming van gebouwen. Het KKA is een administratieve dienstverlener. Wobben blijft tot maart in functie om zijn opvolger, Gijsbert Geluk (52), in te werken.

www.kkgkka.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer