Boek Habakuk staat centraal op LCJ-Bijbelconferentie 23+
”Al zou de vijgenboom niet bloeien”. Verschillende keren werd dit lied gezongen op een LCJ-conferentie van tien jaar geleden, herinnert ds. J. Westerink zich. „Dit lied is echter maar een klein deel van het boek Habakuk.” Tijdens de LCJ-Bijbelstudieconferentie voor 23+ stond het hele Bijbelboek Habakuk centraal.
Op vrijdagavond dachten de ruim 90 christelijke gereformeerde jongeren met ds. J. van Walsem uit Leerdam na over de context waarin het boek Habakuk geschreven is. Ds. J. Westerink, emeritus predikant te Urk, vervolgde zaterdagmorgen het programma met een Bijbelstudie over Habakuk 1:5-17. Het thema was ”Gods antwoord aan Habakuk”.
Ds. Westerink: „Nadat Habakuk zijn verwijten en klachten voor Gods troon heeft neergesmeten, gaat God antwoorden. Volgens Habakuk hoort God niet. Maar zie je nou wel, Habakuk, dat de Heere wel hoort? De Heere hoort in de dag van benauwdheid, tot je verwondering.”
Ds. Westerink ziet een duidelijke lijn lopen in het boek Habakuk. „De betekenis van Habakuks naam is niet helemaal duidelijk, maar het zou ”handen wringen” of ”handen vouwen” kunnen betekenen. In Habakuk 1 zie je de profeet zijn handen wringen. In hoofdstuk 2 vouwt hij zijn handen. En in het laatste hoofdstuk gaan zijn handen omhoog om God te loven.”
Schrijnend antwoord
Het antwoord van God aan Habakuk schrijnt. Ds. Westerink: „Het is niet vreemd dat Habakuk zijn handen wringt. Gods antwoord vertroost niet: Ik zal de Chaldeeën verwekken. Habakuk vraagt zich af: U bent toch een God Die te rein van ogen is om het kwaad aan te kunnen zien? Maakt U in Uw bestuur nu gebruik van terroristen? Laat U dit gebeuren met Uw heilige Jeruzalem en met Uw rechtvaardigen? Straks lopen de Chaldeeën hen onder de voet.”
In de tekst antwoordt God: „Verwondert u, verwondert u.” Gods werk roept altijd verwondering op, vertelt ds. Westerink. „We verbazen ons over Gods oordelen, zoals Habakuk hier ook doet. We verwonderen ons over de gave van Zijn Zoon. God is groot en wij begrijpen het niet. Hij geeft geen rekenschap van Zijn daden; Hij hoeft dat ook niet te doen. Zijn oordelen komen voort uit dezelfde hand als waarmee Hij Zijn Zoon gaf. We kunnen God niet narekenen, want anders was Hij zo klein dat Hij tussen mijn twee oren zou passen, in dat kleine beetje hersenen van een mens.”
Aanvechting
Toch betekent dit niet dat we geen vragen mogen stellen aan God over Zijn beleid. „Habakuk roept het uit tegen God: Waarom, waarom, waarom? Maar het is wel belangrijk dat we die vragen aan God stellen.
Ik sprak een keer een vrouw die zei: „Als ik voor God kom na mijn dood, heeft Hij me heel wat uit te leggen.” Ik heb met haar gepraat. Hij heeft ons niets uit te leggen, wij hebben Hem wat uit te leggen. Wat werken Gods oordelen uit? Vragen we ons door die gerichten af: Kan ik voor God bestaan?”
De vragen van Habakuk zijn de vragen van een gelovige, stelt Westerink. „Luther had het vaak over de aanvechting. In Habakuk ontmoeten we een aangevochten gelovige, iemand die handenwringend God aanbidt. Habakuk verwondert zich over het feit dat God is zoals Hij is. Habakuk blijft in deze nood God aanroepen met „mijn God, mijn Heilige”. God is een God op wie Hij aankan, lees de rest van het boek maar. „Al zou de vijgenboom niet bloeien, nochtans zal ik juichen in de Heere.” Alles mag hem ontvallen, maar dat houdt hij over.”