Vluchtelingen in Emmen: warm onthaal in kou en regen
In de stromende regen, met een buitentemperatuur van amper 4 graden, komt een gezin uit Afghanistan het perron van station Emmen afzeulen, bepakt en bezakt. Vrijwilligers van de kerken vangen hen op, geven wat te eten en zijn er vooral met het hartelijke gebaar. Dan naar de bus die hen naar het opvangcentrum Ter Apel brengt, het laatste doel van de reis.
De vader uit Afghanistan spreekt een paar woorden Engels en vertelt met een monotone stem dat het leven in Kabul, waar hij woonde, „onveilig” was. Het is voor hem de belangrijkste reden om weg te gaan. „Er was elke dag wel ergens in de stad een bomaanslag. Voor onze kinderen was er geen toekomst. Er is geen werk en veel scholen functioneren niet.”
Veel tijd heeft hij niet voor een gesprek, want de bus wacht. Het gezin krijgt een banaan en de drie kinderen mogen uit een doos een knuffel uitzoeken.
De moeder kijkt ondanks alle ellende vrolijk. Ze beseft dat ze hier veilig is, in een land waar de dood niet op elke hoek van de straat loert. En de kinderen mogen menselijkerwijs gesproken blij zijn, want ze zullen op hun jonge leeftijd snel de taal van het nieuwe land kunnen leren en hier mogelijk een bestaan opbouwen.
Ze maken geen ontredderde indruk. Het ene meisje zwaait vrolijk met een kapotte paraplu die haar nauwelijks beschermt tegen de regen.
Spontaan
De actie van de protestantse gemeente Erica in Emmen is spontaan op 6 september dit jaar ontstaan, vertelt diaken Liesbeth Annen. „We zagen hier op een zondagavond mensen wachten op de laatste bus, terwijl de stationshal om halftien ’s avonds sluit. Mensen sliepen hier soms op de grond. Er was geen enkele opvang. We zijn toen gelijk in actie gekomen en hebben gezorgd voor wat eten en drinken. Zelfs in Ter Apel waren er geen aanwijzingen waar ze moesten zijn. Ze werden bij het kanaal afgezet en moesten daar nog 2 kilometer lopen.”
Ds. Harry Klaassen, predikant van de protestantse gemeente: „We konden deze nood als kerk niet aan ons voorbij laten gaan. Ik heb een oproep gedaan en mijn verzoek neergelegd bij Dabar, de interkerkelijke organisatie voor diaconaat in Emmen. Daarop is een enorme respons gekomen van de kerken in Emmen en wijde omgeving. Er doen nu 21 verschillende kerken mee, waaronder naast de Protestantse Kerk ook andere denominaties, zoals rooms-katholiek, vrijgemaakt, christelijk gereformeerd, evangelisch, baptist en Leger des Heils.”
Deze diaconale hulpverlening gaf volgens ds. Klaassen een intensieve samenwerking die er voor die tijd niet was. „De kerken hebben spontaan een grote inzamelingsactie gehouden voor kleding en in mum van tijd was er ruim voor 4 ton gewicht aan kleding binnen. In de afgelopen weken hebben de NS alle medewerking gegeven en ervoor gezorgd dat de stationshal langer open bleef. In het geval van calamiteiten is er altijd iemand van de NS bereikbaar.”
Niemandsland
Het is dinsdagmiddag, drie uur. Een trein uit Zwolle komt aan, zoals dat elk halfuur het geval is. Emmen is het laatste station van de lijn, letterlijk het eindpunt.
De plek oogt als een niemandsland. Vluchtelingen zijn niet alleen te herkennen aan hun bagage en uiterlijk –de meesten komen uit Syrië en Eritrea– maar ook omdat ze vaak hun vervoersbewijs in de vorm van een A4’tje in handen hebben. „Er staat precies op welke bus en trein ze moeten hebben en in welke plaats ze uiteindelijk aankomen”, vertelt Annen.
Tolken uit de bestaande asielzoekerscentra in Emmen helpen de vluchtelingen in hun eigen taal. Ze wachten op het perron de vluchtelingen op met bordjes met de naam Ter Apel. Ze krijgen daarna een papier in handen geduwd met zinnen in het Nederlands, Engels en Arabisch: Welkom in Nederland. Wilt u water? Of iets te eten? En tot slot: „Dit is een gift van de kerk.”
Schrijnend
Er zijn schrijnende gevallen te melden, zegt Liesbeth Annen. „De eerste dag dat ik hier was, gaf ik een vrouw een gevulde koek. Ze brak deze in stukjes uiteen voor haar kinderen. De jongste vluchteling was een jongen van 12 jaar oud, zonder ouders. Soms hadden mensen amper goede kleding aan. Ze droegen een korte broek en slippers. In september gaat dat nog wel, maar niet meer sinds de herfst is ingevallen. Overigens zie je dat ze de laatste tijd beter zijn gekleed. Waarschijnlijk krijgen ze betere zorg dan in die eerste weken.”
Ds. Klaassen: „Ik sprak een man wiens vrouw en dochter nog in Syrië zaten. Hij had nog zes kinderen, maar hij wist helemaal niet waar ze waren, vertelde hij wanhopig. Er was ook een Syrische jongen van 14 jaar die maar bleef wachten bij de bushalte en iedere bus naar Ter Apel voorbij liet gaan, tot diep in de avond. Hij was bang en vertrouwde zelfs zijn volksgenoten niet.”
Op het hoogtepunt van de actie van de kerken kwamen soms 600 vluchtelingen per dag aan. Nu is er een gemiddelde van zo’n 150 tot 200, zegt Annen. Waarschijnlijk het gevolg van strengere controles in Europa. Inmiddels kent Nederland naast Ter Apel drie andere centrale opvangcentra.
Sowieso moet er een lange reis afgelegd worden. Het gezin van Afghanistan deed er ruim veertig dagen over. Hoe? „Met de bus, trein, auto en lopend”, vertelt de vader. Voor niets ging het ook niet. „We moesten 1000 dollar per volwassene betalen, voor de kinderen was het goedkoper. Maar er was geen andere mogelijkheid. We hadden geen leven en toekomst meer.”