Arco Prins (VGS): Jaloers op christelijke scholen in Zweden
Hij bezocht christelijke scholen in Zweden en raakte onder de indruk. „Ze weten een heldere identiteit te combineren met een boodschap voor de wereld”, zegt VGS-bestuurder Arco Prins. „Ik droom van zulke scholen in Nederland.”
Sinds een jaar is Prins (48) de tweede man bij de VGS, de reformatorische scholenorganisatie in Ridderkerk. Samen met Pieter Moens vormt hij het college van bestuur. Moens als voorzitter, Prins als lid. „Pieter houdt zich bezig met identiteitszaken en belangenbehartiging, mijn taak is leidinggeven aan het administratiekantoor van de VGS en ik beheer de portefeuilles financiën, ict en huisvesting.” Lachend: „Maar ik kan gerust iets over Pieters takenpakket roepen; dat gebeurt andersom ook.”
Inmiddels bezocht Prins in zijn nieuwe functie zo’n vijftig VGS-scholen. „Ik zie prachtige dingen gebeuren, maar vraag me soms ook af: Zijn we als reformatorisch onderwijs niet te veel intern gericht? Hebben we een boodschap voor de mensen om ons heen? Of geldt voor ons: We zijn wel van de wereld, maar niet in de wereld? Precies het tegenovergestelde van wat de Bijbel ons voorhoudt.”
De Zweedse christelijke scholen zijn een voorbeeld, vindt de hersteld hervormde Prins. „Hun toelatingsbeleid is anders dan dat van reformatorische scholen. De helft van de leerlingen is christelijk, de helft niet. Toch gaan de Zweedse scholen heel serieus met hun identiteit om. Tegelijk hebben ze oog voor wat er in de samenleving gebeurt. Soms vroeg iemand tijdens ons bezoek ineens: Willen jullie voor ons bidden? Die afhankelijkheid, die vind ik beschamend én inspirerend.”
Kennis en kunde
In zijn vorige baan, financieel medewerker in het Rotterdamse Ikazia Ziekenhuis, werkte Prins in een protestants-christelijke omgeving. „Ik heb moeten wennen aan de regentencultuur in reformatorische kring. Je komt vaak dezelfde bestuurders tegen. Ze zijn enorm betrokken, maar willen ook invloed hebben. Soms denk ik: Waarom al die predikanten in besturen? Hun eerste roeping is de prediking en het pastoraat. Het besturen van een school vraagt tegenwoordig zo veel kennis en kunde, daar heb je juristen en accountants voor nodig.”
Zorgen maakt Prins zich over het tekort aan schoolleiders. „De basisschool Stadhouder Willem III in Ede heeft zijn zaken uitstekend op orde, toch lukt het maar niet een nieuwe directeur te vinden. Het is natuurlijk ook een zware job, die helaas ondergewaardeerd en onderbetaald wordt. Laatst vertelde iemand: Ik ben van teamleider directeur geworden en ga er netto 50 euro per maand op vooruit. Dan schrik ik.”
Prins werkt graag mee aan nieuwe initiatieven. „De VGS en Driestar educatief gaan samen een cursus ten behoeve van het register van gekwalificeerde schoolleiders opzetten. Verder zijn er plannen om directeuren nog zeker twee jaar intensief te begeleiden nadat ze gestart zijn. Een goede directeur is meer dan een omhooggevallen leerkracht.”
Samenbindend werken is Prins op het lijf geschreven. „Ik ben blij dat de VGS, Driestar educatief en het Ds. G. H. Kerstencentrum elkaar steeds vaker weten te vinden. Verschillen van mening mogen er zijn, maar laten we stoppen met punaises poetsen. Dat gedrag werkt verlammend.”
Prins verwijst naar de discussie over de opvang van kinderen van vluchtelingen op reformatorische scholen. „De VGS heeft de scholen gevraagd om serieus de mogelijkheden te onderzoeken. Toch zijn er maar weinig scholen die deze kinderen daadwerkelijk binnenhalen. Ze lopen vast met hun toelatingsbeleid. Ik heb altijd veel respect gehad voor Scholen met de Bijbel, die het gewend zijn om een reformatorische identiteit te combineren met een open toelatingsbeleid.”
Verlevendigen
Misschien helpt het, oppert Prins, als bestuurders, ouders en leraren zich meer bewust worden van het voorrecht van reformatorisch onderwijs. „Identiteit leeft niet meer zo als thema onder ons. Onze scholen zijn vanzelfsprekend geworden. Intern worden we verlamd door verdeeldheid. Extern krijgen we te maken met modernisering van artikel 23: de vrijheid van onderwijs. Zijn we daarop voorbereid? Hoe kunnen we de identiteit van onze scholen verlevendigen? Die vraag houdt mij bezig.”
Zorgvuldigheid in het gesprek daarover is belangrijk, benadrukt Prins. „Rens Rottier, bestuurder van Driestar educatief, heeft in deze krant ervoor gepleit om de aandacht niet langer te richten op de regels, maar op de inhoud van het christelijk geloof. Een verschuiving van grensdenken naar kerndenken, zoals hij dat noemt. Zijn bijdrage maakte veel los. Ik denk, net als Rottier, dat we in het verleden te veel bezig zijn geweest met grensdenken, maar we moeten als reactie niet doorschieten naar het andere uiterste. Evenwicht is belangrijk.”
Ondanks meningsverschillen, steun elkaar zo veel mogelijk, stelt Prins. „Ook zakelijk. Ik zie met lede ogen aan dat reformatorische scholen voor diensten en producten naar organisaties buiten onze kring gaan, terwijl de VGS en Driestar educatief hetzelfde kunnen bieden. Ik kan dat begrijpen als de kwaliteit van onze producten minder zou zijn of de prijs hoger, maar we zeilen in beide opzichten scherp aan de wind.”
Identiteit mag soms ook best iets kosten, stelt Prins. „Ik denk in dit verband aan het leerlingenvervoer. Als ik besluit om mijn kind naar een reformatorische school in een andere plaats te sturen, is dat mijn keuze. Niet meer dan billijk dat die beslissing ook iets kost. Ik vind de discussie daarover in eigen kring soms een beetje een achterhoedegevecht.”
Ten aanzien van de toelating van leerlingen bepleit Prins redelijkheid. „Het is voorgekomen dat ouders in onze achterban overstapten naar de reformatorische baptisten. Hun kinderen mogen wat mij betreft op de reformatorische school blijven, zolang de ouders de grondslag respecteren en de kinderen meedoen aan wat de school voorschrijft. Maar het blijft natuurlijk de vrijheid van een schoolbestuur om daar anders mee om te gaan. Ik vind het te ver gaan dat sommige besturen eisen dat de ouders lid zijn of worden van een bepaald kerkverband, anders worden hun kinderen niet toegelaten. Een schoolbestuur is geen kerkenraad.”
Prins ziet werk genoeg voor de VGS. „De organisatie heeft van oorsprong een wat oubollig imago, maar dat is allang achterhaald. We zitten om de tafel met politici in Den Haag en met vertegenwoordigers van de belangenorganisaties in het primair en het voortgezet onderwijs: de PO-Raad en de VO-raad. Dat we een besturenorganisatie en een administratiekantoor onder één dak hebben, is een groot voordeel. We versterken elkaar. Dat is geen marketingpraatje, maar dat blijkt keer op keer in de praktijk.”