Heilige kerk
Galaten 4:26
„Maar Jeruzalem dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder.”
Zij die zo’n gemeente verachten, die het volkomen en onbedrieglijk kenmerk van de heilige kerk (als een moeder) heeft, namelijk de waarheid der profetische en apostolische leer, die kunnen van hun zaligheid niet zeker zijn. Dat gebeurt wanneer iemand in de gezonde leer en de gebeden geen gemeenschap houdt en wanneer hij zich in de gemeenschap der heiligen, door de zichtbare getuigenissen des verbonds, de doop en het avondmaal, niet voegt. Wie in deze verachting en verwerping volhardt, kan er zeker van zijn dat hij niet uitverkoren is (Hand. 2:6). Dit zal naderhand, wanneer er van de getuigenissen zal gehandeld worden waardoor God Zijn verbond bedient, breedvoeriger verklaard worden.
Maar die zich van een vergadering afscheidt waarin een valse leer verkondigd wordt, strijdig met de grondslagen en het innerlijk wezen van het verbond, die is getrouw en gehoorzaam aan het bepaalde bevel van zijn Heere, want zo zegt de Heere Christus: „Gaat uit van haar, Mijn volk!” (Openbaring 18:4), en: „Vliedt van de afgodendienst” (1 Korinthe 10:14), en: „Wacht u van de valse profeten” (Mattheus 7:15). Zo ook 2 Johannes:9: „Die in de leer van Christus blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon.” Maar daarna voegt Hij er in vers 10 bij: „Indien iemand tot ulieden komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis en zegt tot hem niet: Wees gegroet.”
Caspar Olevianus, theoloog te Heidelberg (”Apostolische Geloofsbelijdenis”, 1573)