De oorlog zoals Nederland die moest zien
Oorlogen worden maar voor een deel aan het front uitgevochten. Het verwerven van de gunst van politiek en publiek is net zo goed een deel van de strijd. Propaganda speelde dan ook een grote rol tijdens de ”koloniale oorlog” in Nederlands-Indië in de jaren 1945-1949. Bij recentere strijdtonelen is het al niet anders. Neem Oekraïne, neem Syrië, neem Irak.
Met beelden uit die laatste drie landen besluit de tentoonstelling die woensdag in het Verzetsmuseum in Amsterdam wordt geopend. Gewenste beelden –in de ogen van de overheid– zijn tegenover ongewenste geplaatst om te laten zien hoe de publieke opinie wordt beïnvloed.
Wat zeventig jaar geleden het gewenste beeld was, is helder. ”Mariniers beschermen de rijkseenheid”, kopte De Spiegel. En: ”Onze reporters zagen rust en vrede op Celebes”.
De twee andere toonaangevende geïllustreerde weekbladen, Panorama en Katholieke Illustratie, bevestigden die beeldvorming. Sukarno werd neergezet als collaborateur met het Japanse bewind en de indruk werd gewekt dat slechts een klein deel van de bevolking achter de onafhankelijkheidsstrijders stond.
Vrolijke beelden van het contact tussen de Nederlandse soldaten en de Indonesische bevolking waren gewenst, evenals die van het uitdelen van voedsel en medicijnen door de troepen. Het Nederlandse gezag wilde herstel van recht en orde. „Het gaat om de veiligheid van leven en bezit van al die mensen in de kampongs die zich aan onze hoede hebben toevertrouwd”, volgens een legerfilm uit 1947. De successen die daarin werden geboekt, werden in beeld gebracht.
Foto’s van doden, gewonden, vastgebonden gevangenen en brandende kampongs werden echter weggecensureerd, en een plaat van een Nederlandse soldaat die Indonesiërs tijdens een ondervraging met de kolf van zijn geweer dreigt te slaan, was al net zo ongewenst.
De tegenstander werd negatief afgeschilderd. Gewenst waren dan ook foto’s van „de moord op de christengemeente van Dèpok, een droevig staaltje van extremistische terreur in Indië.” Ongewenst daarentegen waren beelden van gedisciplineerd voortmarcherende vrijheidsstrijders en van de steunbetuigingen die ze vanuit de bevolking ontvingen.
Gewenst waren beelden van uitgemergelde kinderen, in lompen gehuld, want die moesten de indruk wekken dat het een wanorde was onder revolutionair bewind. De kop luidde: ”Hoe erg het in Indië is”. En die indruk werd versterkt door een iets dikker kind van de foto af te snijden.
Koloniale oorlog
Het zijn ontdekkingen die René Kok en Erik Somers, verbonden aan oorlogsinstituut NIOD, en fotohistoricus Louis Zweers in de achterliggende jaren deden. In 2009 kwamen ze al met het boek “Koloniale oorlog”. „We waren de eersten die deze term gebruikten voor de strijd in Nederlands-Indië”, zegt Somers. „Sindsdien is hij ingeburgerd.”
Het onderzoek ging door; Zweers promoveerde er in 2013 zelfs op. ”De gecensureerde oorlog. Militairen versus media in Nederlands-Indië 1945-1949”, heet zijn proefschrift. Vrijdag verscheen een herziene versie van het boek ”Koloniale oorlog” en woensdag opent prof. dr. J. E. Hueting de expositie in het Verzetsmuseum waarin de propagandastrijd in beeld is gebracht.
Topje van de ijsberg
Psycholoog Joop Hueting was in 1969 de eerste veteraan die openlijk vertelde over wandaden die Nederlandse soldaten in Indië hebben gepleegd: „Ik heb meegedaan aan oorlogsmisdaden en ik heb ze zien verrichten. (…) Dat waren geen incidentele gevallen. Dat was de normale gang van zaken.”
Hij werd geprezen én verguisd. „Nestvervuiler”, was hij in de ogen van vele veteranen. Zij zeiden zelden of nooit geweldsexcessen te hebben meegemaakt. Hueting beklemtoonde later dat slechts een deel van zijn verhaal in de schijnwerpers kwam te staan, en dat hij regelmatig heeft gezegd dat de soldaten „zich vaak schitterend gedragen hebben”, en soms niet schoten onder omstandigheden waaronder ze dat wel hadden mogen doen.
De afgelopen jaren kwam steeds meer openbaar. Recent nog publiceerde dr. Gert Oostindie de resultaten van een onderzoek naar egodocumenten van Indiëveteranen. Zijn conclusie: er was te vaak sprake van geweld om nog van excessen te kunnen spreken.
De drie auteurs van het boek ”Koloniale oorlog” zijn ervan overtuigd dat de fotoalbums van veteranen die ze hebben gezien, nog maar „het topje van de ijsberg” zijn. Deze maand leverde een oproep alweer veel nieuw materiaal op. Wie een tegengeluid wil laten horen, kan begin volgend jaar in het Verzetsmuseum terecht tijdens vier discussiebijeenkomsten.
Censuur
Tijdens de acties in Indië zaten de militaire voorlichtingsdiensten op het vinkentouw. Ze verboden de publicatie van ongewenste beelden, en dat waren er veel. Negatieven werden bekrast om ze onbruikbaar te maken. Verslaggevers werden in hun werk gehinderd, zeker als ze zich te onafhankelijk opstelden. Hun telegrammen werden onderschept, hun telefoongesprekken afgeluisterd.
Tijdens de tweede politionele actie was het oorlogsgebied voor journalisten verboden terrein. De guerrillaoorlog was toen op zijn hoogtepunt, maar in de Nederlandse media was er weinig van te zien. Er verschenen wel exotische reportages uit de archipel.
De lange lijsten van omgekomen militairen op de voorpagina’s van de kranten spraken echter boekdelen. Linkse kranten plaatsten ook brieven van soldaten waarin over buitensporig geweld van de Nederlandse troepen werd gerept. Beelden ervan ontbraken echter, en daardoor was de invloed van de publicaties beperkt. Huetings onthullingen –de film is in de expositie te zien– deden later veel meer stof opwaaien.
De linkse pers plaatste kritische of zelfs pro-Indonesische artikelen, onder koppen als ”Erop los slaan?” en ”Wij doen dingen die niet stroken met de christelijke gedachte.” Het kostte deze bladen soms grote aantallen abonnees. De vergelijkingen die deze kranten trokken tussen het Nederlandse optreden in Indië en de acties van nazi-Duitsland in bezette gebieden, nog maar enkele jaren geleden, tonen hoe gepolariseerd de Nederlandse samenleving was. Van de verbroedering en ontzuiling die koningin Wilhelmina voor ogen had voor de naoorlogse periode, kwam nauwelijks iets terecht, en de Indiëkwestie was daar een helder voorbeeld van.
Wrede vijand
Het gros van de media droeg bij aan de beeldvorming van het militaire optreden in Indië die de overheid wenste, en die was op zijn minst eenzijdig, volgens de samenstellers van de tentoonstelling.
Een citaat op de muur laat twee kanten van de medaille zien: „in Indië is veel gebeurd wat het daglicht niet kon verdragen”, maar anderzijds: „wat waren onze vijanden wreed.”
Voor het evenwicht zou dat laatste net zo veel aandacht moeten krijgen als het eerste. Boeken en tentoonstellingen over het wrede optreden van de onafhankelijkheidsstrijders laten echter op zich wachten; Nederland is vooral bezig met zelfkastijding.
De tentoonstelling ”Koloniale oorlog 1945-1949. Gewenst en ongewenst beeld” is van 26 november tot 3 april te bezichtigen in het Verzetsmuseum, Plantage Kerklaan 61, Amsterdam (tegenover Artis). Discussiebijeenkomsten hebben daar plaats op 21 januari, 9 februari en 8 en 29 maart. Het boek ”Koloniale oorlog 1945-1949. Van Indië naar Indonesië” (3e druk, uitg. Carrera, Amsterdam 2015, ISBN 978 90 488 3255 2) telt 224 pagina’s en is te koop voor € 17,90.
Lees ook