Rust keert terug in Kosovo na bloedige dag
Oplaaiend geweld in de Servische provincie Kosovo tussen Serviërs en etnische Albanezen heeft woensdag aan zeker 22 mensen het leven gekost. Vijfhonderd mensen raakten gewond. Donderdag leken de gemoederen tot bedaren te zijn gebracht, na de bloedigste dag sinds het einde van de oorlog in Kosovo in 1999.
De vlam sloeg in de pan in de etnisch verdeelde stad Mitrovica, waar dinsdag twee en mogelijk drie etnisch Albanese kinderen verdronken, volgens de geruchten nadat ze waren opgejaagd door Serviërs met honden. Woedende etnisch Albanezen zochten de confrontatie met hun Servische stadsgenoten. Dat resulteerde in een vuurgevecht, waardoor zeker acht mensen om het leven kwamen en ongeveer driehonderd mensen gewond raakten.
Demonstranten die in de Servische hoofdstad Belgrado protesteerden tegen het oplaaiende geweld in de provincie, raakten slaags met de politie. Volgens de radiozender B92 waren er in totaal ongeveer 10.000 mensen op de been.
De rellen ontstonden toen de politie vergeefs probeerde te verhinderen dat honderden betogers de 500 jaar oude moskee in het centrum van Belgrado in brand staken. De politie slaagde er pas in hen met traangas uit elkaar te drijven, toen de demonstranten daarna optrokken in de richting van de Amerikaanse ambassade.
Ook in diverse andere Servische steden gingen woensdagavond duizenden mensen de straat op. Ook in de zuidoostelijke stad Nis ging een moskee in vlammen op.
Secretaris-generaal Kofi Annan van de Verenigde Naties veroordeelde het geweld, dat volgens hem „de stabiliteit in Kosovo en de veiligheid van al zijn bewoners in gevaar brengt”.
Volgens de Servische premier Vojislav Kostunica tonen de aanvallen de ware aard van het Albanese seperatisme, dat in zijn ogen een „gewelddadig en terroristisch karakter” draagt. Hij riep op de Servische Kosovaren autonomie te geven.
De Opperste Defensieraad van Servië en Montenegro verklaarde na spoedberaad bereid te zijn troepen te leveren aan de door de NAVO geleide internationale troepenmacht in Kosovo, om zo een einde te maken aan het „escalerende, georganiseerde” geweld.
Kosovo is sinds 1999 een VN-protectoraat. In 1998 grepen etnische Albanezen, die een meerderheid vormen in Kosovo, naar de wapens tegen de Serviërs. De toenmalige president Milosevic greep hard in, hetgeen uiteindelijk leidde tot militaire interventie van de NAVO.
Het geweld nam daarna af, maar de spanningen bleven bestaan. De Serviërs in Kosovo leven vooral in enclaves, met het etnisch verdeelde Mitrovica als middelpunt.