Opinie

Moeten we bidden om redding of recht voor IS?

Het is geen tegenstelling om te bidden voor een militaire overwinning op IS en de bekering van IS-strijders tot Christus, betoogt Russell Moore.

Russell Moore
20 November 2015 16:45Gewijzigd op 15 November 2020 23:30
beeld AFP PHOTO / HO / WELAYAT SALAHUDDIN
beeld AFP PHOTO / HO / WELAYAT SALAHUDDIN

Met afschuw en verdriet hebben velen van ons afgelopen weekend de verslagen gevolgd van terrorisme in Parijs. Zeker 129 mensen zijn gedood bij wat een gecoördineerde operatie van Islamitische Staat (IS) lijkt te zijn. IS is een terroristische organisatie die afgelopen jaar al duizenden onschuldige mensen heeft vermoord, onder wie veel christenen.

In het Westen hebben we al lange tijd maar weinig van zulke duidelijke voorbeelden van kwaad en vervolging gezien als nu in IS. Het hele bestaan van IS is eraan gewijd om politieke en culturele weerstand met geweld van tafel te vegen. Ongenadig loeren zij op onschuldigen, zelfs op kinderen. Het lijdt geen twijfel dat IS een bedreiging vormt die met rechtvaardige oorlog moet worden beantwoord.

Maar is recht het enige waarvoor christenen moeten bidden als het om IS gaat? Moeten we met de woorden van de zanger Toby Keith bidden dat onze militairen „hun wereld verlichten als op Onafhankelijkheidsdag”? Of moeten we bidden om een Saulus onder de IS-strijders, die na zijn behoud de Arabische wereld met het Evangelie ondersteboven keert, zoals een vriend van mij postte op sociale media.

Deze gebeden spreken elkaar niet tegen. Op beide zeg ik amen.

Rechtvaardiging en recht

Jezus zegt dat we onze vijanden moeten liefhebben en moeten bidden voor degenen die ons vervolgen (Matth. 5:44). Tegelijk zegt de Geest van Jezus in de profeten en de apostelen dat het niet goed is om te doen alsof onze neus bloedt terwijl anderen worden gedood.

Het heeft een reden dat we een tegenstelling ervaren als we bidden voor zowel rechtvaardigheid tegenover IS als behoud van IS-strijders. Gedeeltelijk komt dat omdat we geen goed onderscheid maken tussen de roeping van de staat om het tijdelijke zwaard te gebruiken tegen kwaaddoeners (Rom. 13:4) en de roeping van de kerk om het zwaard van de Geest te gebruiken tegen zonde, dood en duivel (Ef. 6). Maar toch lijkt dat me de hoofdoorzaak niet.

Het grote probleem is dat we soms vergeten dat we geroepen worden om niet alleen een volk van rechtvaardiging, maar ook van gerechtigheid te zijn – en deze twee spreken elkaar niet tegen.

Op het eerste gezicht lijkt het heel geestelijk als we zeggen dat we niet moeten bidden dat onze vijanden op het slagveld worden verslagen. Maar dat is alleen zo als onze vijanden niet echt iets doen. Deze terroristische groepering is echter aan het verkrachten en onthoofden. Ze kruisigt onze broeders en zusters in Christus en maakt hen tot slaaf, net als andere onschuldige mensen. Als we niet bidden om snelle actie tegen hen geven we niets om gerechtigheid, terwijl Jezus zei dat we daarnaar moeten hongeren en dorsten. Een wereld waarin moordende bendes genocide plegen zonder daarvoor gestraft te worden, is geen ‘genadige’ wereld. Het is een onrechtvaardig toneel van verschrikking.

Als christenen moeten we meer nog dan anderen geven om recht. We vinden daarvoor niet alleen motivatie in de leer van de algemene genade, dat het beeld van God en de wet in het hart van de mensen gegraveerd zijn. Er is ook de persoonlijke implicatie. Ons huis wordt weggevaagd uit het Midden-Oosten, juist van de plek waar onze kerk haar oorsprong vond. Het is voor ons geen kwestie van ”zij”, maar van ”ons”.

Evangelie en straf

Ook is het gebed om het behoud van onze vijanden, zelfs van hen die de meest afschuwelijke misdaden plegen, geen oproep om niet meer te bidden om gerechtigheid tegenover hen. Het kruis is tenslotte geen vergeving in de hedendaagse, therapeutische betekenis, waarbij iemand slechts fouten worden kwijtgescholden alsof het alleen maar misverstanden betrof.

Het Evangelie zegt niet: „Maak je er geen zorgen over, het is wel goed.” Het Evangelie wijst ons naar het kruis, waar de zonde plaatsvervangend op een Ander wordt gelegd. Daar is Gods rechtvaardige veroordeling van de zonde. Hij geeft geen ruimte aan slechtheid, Hij kan dat ook niet. In het kruis is ook Gods genade. Hij is Degene Die Zijn Zoon zendt als verzoening voor de zonde. Hij is zowel „rechtvaardig” als „rechtvaardigende degene die uit het geloof van Jezus is” (Rom. 3:26). Het Evangelie laat de zonde niet ongestraft. Elke zonde wordt gestraft, of op de Hoofdschedelplaats in Christus, of met het oordeel van de hel op iemands eigen rekening.

De boetvaardige misdadiger aan het kruis, volgens Romeinse standaarden een terrorist uit het Midden-Oosten, geloofde niet dat zijn behoud rechtvaardigheid uitsloot. Hij beleed dat zijn straf terecht was, dat hij kreeg naar zijn daden, toen hij tot Jezus riep om genadig Zijn Koninkrijk te mogen binnengaan (Luk. 23:41-42).

Zeker, we moeten bidden om de voortgang van het Evangelie. We moeten bidden of er een nieuwe Saulus van Tarsen wordt veranderd van een vervolger in een getuige van het Evangelie. Tegelijk moeten we met de martelaren in de hemel bidden om recht tegen degenen die zo veel kwaad aanrichten. Het is geen tegenstelling om te bidden voor de militaire overwinning op onze vijanden en hun bekering tot Christus. Redding betekent niet dat we ons oog van het recht afwenden. We kunnen bidden of het Midden-Oosten in het Evangelie wortel mag schieten en we kunnen tegelijk bidden dat onze militairen „hun wereld verlichten als op Onafhankelijkheidsdag.”

Tenslotte zijn we het volk van het kruis.

De auteur is voorzitter van de commissie voor ethische en religieuze vrijheid van de Zuidelijke Baptistenconventie en lid van de stuurgroep van de Gospel Coalition. Dit artikel is overgenomen van de website van The Gospel Coalition.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer