Heiliging als groot geheim van genade
Elke twee jaar belegt het Rutherford House in de universiteitsgebouwen van de Schotse Free Church in Edinburgh een dogmatische conferentie.
Het afgelopen najaar ging dat over de eredienst, in 2013 over de leer van de Schrift, terwijl de dogmatici uit de diverse landen en continenten zich in 2011 bogen over de vragen die zich aandienen bij de bezinning op het thema heiliging. De bijeenkomsten staan momenteel onder leiding van de Schotse hoogleraar A. T. B. McGowan, die ook een inleiding schreef in de bundeling van lezingen die in 2011 zijn gehouden en nu zijn uitgegeven onder de titel ”Sanctification. Explorations in Theology and Practice”.
De bundel telt twaalf lezingen die zijn verdeeld in drie hoofdthema’s. Het eerste deel gaat over heiliging uit genade door het geloof in gemeenschap met Christus. Het tweede deel gaat over de inzet van de menselijke geest in relatie tot de ethiek. Het derde hoofddeel behandelt theologische vragen vanuit de pastorale invalshoek.
Deze indeling is niet heel strikt. Zo kan men zich voorstellen dat de lezing van Julie Canlis (zij is verbonden aan het Amerikaanse Regent College) over ”kindschap, identiteit en transformatie” onder de eerste rubriek zou vallen in plaats van onder de derde waar het thema nu is onder gebracht. Bovendien maakt de grove indeling niet duidelijk dat ook vragen rondom de wet en het antinomisme aan de orde komen. De eerste lezing van de Amerikaanse hoogleraar Richard Lints in het eerste hoofddeel gaat daarop in en geeft gereformeerde antwoorden op het antinomisme. Hij maakt duidelijk dat heiliging ook een gave is, dat ze evenals de rechtvaardiging in het geloof wordt ontvangen, dat de wet in de heiliging niet op een juridische wijze functioneert en dat heiliging niet zozeer gaat over morele progressie, maar veel meer over een restauratie van onze verlangens door de Heilige Geest.
Fijnzinnig
De tweede lezing in deze afdeling –van de trouwe en bejaarde conferentiebezoeker Henri Blocher uit Frankrijk– gaat ook in op deze problematiek, al doet de titel van zijn lezing ”Sanctification by Faith?” dat niet direct vermoeden. Zoals we van Blocher gewend zijn, behandelt hij deze vragen met een grote kennis van zaken en met een grote fijnzinnigheid om op een uitgebalanceerde gereformeerde positie uit te komen. Niettemin zou ik wat terughoudender zijn om de verhouding tussen het goddelijke en het menselijke in de persoonlijke vernieuwing te vergelijken met het goddelijke en het menselijke in de vleeswording van Gods Zoon.
Hoewel de Amerikaanse hoogleraar Bruce McCormack niet op de conferentie kon zijn, is er wel een lezing van hem in de bundel opgenomen. Hij maakt een vergelijking tussen de heiligingsleer van de Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968) en die van de Britse theoloog John Wesley (1703-1791), grondlegger van het methodisme. Via deze invalshoek komt de kwestie van de heiligingsbeweging op een wat indirecte wijze aan de orde. In deze bijdrage is ook aandacht voor de plaats van de kerk in de levensvernieuwing. Omdat dit niet als een expliciet thema in deze bundel aan de orde komt, is het een goede zaak dat er op deze indirecte manier toch aandacht voor is.
In het tweede hoofddeel is het eerste artikel van de Amerikaanse theoloog Michael Horton, die enkele jaren geleden een populaire, vuistdikke dogmatiek het licht liet zien. Onder de titel ”Let the Earth Bring Forth…” behandelt hij in deze bundel de complexe kwestie van de relatie tussen de werkzaamheid van de Heilige Geest en de menselijke geest in de heiliging. De titel herinnert aan de werkzaamheid van de drie-enige God in de schepping. Op deze wijze wil Horton duidelijk maken dat er niet steeds sprake is van een onmiddellijk werk van de Geest in schepping en verlossing; hij laat zien dat de Geest middellijkerwijze handelt.
Liefde
In dezelfde categorie komt ook een artikel van Oliver O’Donovan –emeritus hoogleraar christelijke ethiek en praktische theologie aan de universiteit van Edinburgh– voorbij. In zijn bijdrage ligt vooral nadruk op het gegeven dat we door de Geest in gemeenschap met Christus worden herschapen om de deugd van de liefde in haar talrijke facetten te beoefenen. In het geheel van de lezingen was de eschatologie niet gethematiseerd, maar in deze lezing wordt het bekende hoofdstuk over de liefde (1 Kor. 13) in eschatologisch licht geplaatst.
Een derde artikel in deze categorie is van James Eglinton –die een periode in Kampen studeerde en eveneens verbonden is aan de universiteit van Edinburgh– over Bavincks theologie van heiliging als ethiek. Hij licht toe waarom de heiliging een belangrijk thema in het werk van Herman Bavinck is. Belangwekkend is dat Bavinck ook recht wilde doen aan de heilige positie in Christus en dat de antithese bij hem minder sterk is dan bij Abraham Kuyper, zodat hij ook kan spreken over de heiliging van de cultuur.
In het derde hoofddeel staan bijdragen van I. J. Davidson, K. M. Kapic, J. Canlis en P. Moore (Sydney). De laatste laat zien hoe de prediking van kerkvader Chrysostomus in de vierde eeuw gericht was op vernieuwing, terwijl Kapic, die het boek redigeerde, vanuit zijn eigen huwelijk een heel persoonlijk getuigenis geeft van hoe voor hem het lijden tot heil was.
Het mag duidelijk zijn dat deze bespreking op geen enkele manier recht kan doen aan de inhoud van de bundel. De lezer zal het ook niet met elke bijdrage eens zijn. Wel geeft de bundel een goede indruk van de manier waarop er vandaag de dag in de theologie over de vernieuwing van de mens wordt gedacht. Door alles heen maakt ook deze bundel duidelijk dat we te maken hebben met een groot geheimenis van Gods genade.
Boekgegevens
Sanctification. Explorations in Theology and Practice, K. M. Kapic (red.); uitg. IVP Academic, Downers Grove, 2014; ISBN 978 0 830 84062 5; 275 blz.; $ 20,24.