Kerk in Nepal groeit sterk, ondanks chaos
De kerk in Nepal, waar onrust en geweld aan de orde van de dag zijn, groeit buitensporig. Henk IJmker spreekt van 600 kerken in Kathmandu, de hoofdstad, waar vijftig jaar geleden nog geen christen te vinden was. Een halve eeuw United Mission to Nepal (UMN) laat zien dat in het hindoekoninkrijk tot in de kleinste dorpen mensen van het Evangelie kennis hebben kunnen nemen.
De poging van de jonge kerk om vóór 2000 elk huis te bereiken met het Evangelie (het ”Every Home Concern”-project) is grotendeels geslaagd, zegt IJmker, die de viering van het vijftigjarig jubileum van UMN in Nederland (op 12 april in Amersfoort) voorbereidt. Zelf was hij van 1983 tot 1991 in Nepal werkzaam, als landbouwkundige in ontwikkelings- en gezondheidszorgprojecten. „In mijn tijd waren er dorpen waar men nog nooit van het christendom had gehoord, maar dat is veranderd. Opwekking is misschien een te groot woord, maar de snelle groei van het aantal christenen in de afgelopen twee jaar is opzienbarend. Er is echter veel politieke onrust met ernstig geweld in het hindoekoninkrijk.”
De geschiedenis van UMN begon in januari 1954. Toen werd een consultatiebureau geopend in Bhaktapur, niet ver van Kathmandu. Twee maanden later werd UMN officieel in het leven geroepen als een christelijke ontwikkelingsorganisatie. Als doelstelling van UMN noemt IJmker „het in de naam van Jezus Christus helpen van de bevolking van het land in haar ontwikkeling.” UMN organiseert projecten op het gebied van gezondheidszorg, economische ontwikkeling, onderwijs en het ontwikkelen van dorpsgemeenschappen. Meer dan dertig verschillende organisaties hebben hun krachten in UMN verenigd.
Ook vanuit Nederland zijn vele werkers uitgezonden naar Nepal. Via organisaties als Interserve, TEAR Fund, Kerkinactie en GZB zetten mensen korte of langere tijd hun kennis en ervaring in voor de projecten van UMN. Zij leverden hun bijdrage in ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, landbouw, bosbouw, commerciële bedrijven, training en economische activiteiten.
Steeds meer richt UMN zich op het overdragen van het werk aan Nepalezen. Lag het aantal medewerkers op het hoogtepunt rond de 2000, van wie 400 buitenlanders, deze laatste groep wordt steeds verder teruggebracht. In het bestuur van UMN, dat zijn hoofdkantoor in Nepal heeft, zitten ook vertegenwoordigers van de kerk. UMN kent ook een contactpersoon voor de kerken. De Nepalese kerk is echter niet sterk genoeg om het management van de grote projecten, zoals de ziekenhuizen, ter hand te nemen. Er wordt gezocht naar goede oplossingen om het werk aan de eigen bevolking over te dragen.
Nepal is officieel een hindoekoninkrijk. Ongeveer 98 procent van de bevolking (zo’n 20 miljoen mensen) hangt het hindoeïsme aan, al is de situatie volgens IJmker in werkelijkheid meer gemengd door het aandeel van het Tibetaans boeddhisme. Twee procent van de bevolking is christen. „Officieel is het nog steeds verboden om van godsdienst te veranderen. Een hindoe mag geen christen of boeddhist worden. Desondanks is er meer ruimte voor christenen gekomen. In mijn tijd zaten er nog verschillende christenen om hun geloof in de gevangenis, maar daar zijn mij nu geen voorbeelden van bekend. Kerkgebouwen zijn officieel erkend, zodat christenen in openbare gebouwen bijeen mogen komen. De overheid feliciteert de kerk op 25 december met de geboorte van Jezus, maar huiskringen kunnen nog steeds verstoord worden.”
Het staat christenen niet vrij om mensen „aan te zetten tot het veranderen van godsdienst”, aldus IJmker. „Wel mogen zij getuigen in onderlinge gesprekken en op het werk, maar publiek evangeliseren is verboden. Toch groeien de kerken als kool. Ik hoorde van diensten tijdens Kerst waarbij 7000 mensen bijeenkwamen. Eén kerk had veertien dochtergemeenten gesticht, waarvan de leden niet meer in eigen gebouwen kunnen.”
De politieke situatie is uitermate onrustig. Toen enkele jaren geleden de kroonprins de hele koninklijke familie uitmoordde, besteeg de -impopulaire- broer van de koning de troon. „Zijn zoon, de kroonprins, wordt nog minder vertrouwd. Dat alles zet kwaad bloed bij de gewone bevolking. De maoïstische beweging heeft het westen van Nepal grotendeels in bezit, zo zelfs dat het regeringsleger daar niet durft te komen. Christenen hebben in dit gedeelte ook last van de maoïstische rebellen. Ik begrijp de opkomst van de maoïsten, omdat de beloofde democratische openheid van de hindoeregering in de praktijk weinig vorm krijgt en zeker niet ten goede komt aan het arme volk. Voor veel Nepalezen is het bestaan een kwestie van overleven, terwijl de machthebbers vooral op hun eigen macht en positie uit zijn. Volgens het hindoeïsme is de koning een godheid die vereerd moet worden. Nog niet zo lang geleden zette de koning een democratisch gekozen minister-president af en zette een eigen man daarvoor in de plaats. Dit soort zaken geeft veel onrust, wat de afgelopen tijd tot uiting kwam in stakingen. Maoïsten hebben aanslagen gepleegd, maar de gesprekken met de regering liepen op niets uit.”
De jonge kerk staat voor grote uitdagingen. IJmker noemt het machtsdenken dat voor problemen in de kerken zorgt. „Nepalese kerkleiders laten hetzelfde machtsdenken zien als de politieke leiders. De kerk lijdt daar onder. Er wordt wel van alles aan gedaan, maar deze zaken behoren nog duidelijk tot de perikelen van een jonge kerk. Het zijn over het algemeen jonge mensen die leiders worden dankzij hun grotere kennis van de Bijbel. Gelukkig komt er ook meer openheid voor de dienende functie van de gemeenteleiders. We moeten niet vergeten dat we te maken hebben met nog maar een tweede generatie van christenen.”
Het hindoeïsme kent duizenden goden. In de praktijk komt het hindoeïsme voor in combinatie met verering van de geestenwereld (animisme), aldus IJmker. „Mensen doen bepaalde offeranden om goden gunstig te stemmen. Dat kan voor een goede zaai- en oogsttijd zijn of om van ziekten te genezen. Nepalezen zijn een heel godsdienstig volk. Je hoeft hun niet te vertellen over goede en kwade geesten, want daar zijn ze mee vertrouwd. In Nederland denkt men dat men goed zonder God kan leven, maar er is geen Nepalees die zo redeneert. Er is bij hen geen neutraal gebied.”
De jonge Nepalese kerk is ook erg zendingsbewust. „Ze hebben het Goede Nieuws gevonden en voelen sterk de behoefte om dat uit te dragen. Toen wij in Nepal woonden, brachten de christenen het Evangelie zelfs tot naar de noordkant van de Himalaya. In ziekenhuizen komen veel Nepalezen in contact met christenen. Het aantal christenen groeit door de wonderen van genezing op gebed voor zieken. Veel hindoes zijn teleurgesteld in het hindoeïsme en zien dat God een God van genezing is. Hindoes vinden in Jezus een God die geneest en Zich over de mens ontfermt. De God van de christenen is een levende God. De kracht van de kerk is dat de jonge christenen dat kunnen uitdragen.”