Dichter van de gulden middenweg
Titel:
”Verzamelde gedichten”
Auteur: Horatius; vert., ingel. en van aant. voorz. door Piet Schrijvers; Historische Uitgeverij, Groningen, 2003
ISBN 90 6554 362 7
Pagina’s: 644
Prijs: € 49,95. „Ik heb een monument voltooid/ bestendiger dan brons en hoger/ dan koninklijke piramiden;/ geen vraatzucht van een regenbui,/ geen teugelloze noordenwind,/ geen eindeloze jarenrij/ en vlucht der tijden breekt het af.” Wat de Romeinse dichter Horatius hier, aan het eind van zijn derde boek Oden, zegt over zijn eigen poëzie mag evenzo gelden voor het vertaalwerk van Piet Schrijvers, dankzij wie het complete oeuvre van Horatius nu in de Nederlandse taal beschikbaar is.
Quintus Horatius Flaccus, de classicus van de Latijnse lyrische poëzie (65-8 v. Chr.), begon na een carrière in het republikeinse leger verzen te schrijven. De grote kunstbeschermer Maecenas, in wiens vriendenkring hij op voorspraak van Vergilius was opgenomen, schonk Horatius een villa in de buurt van Tibur, zodat die zich rustig en vrij van zorgen aan de dichtkunst kon wijden.
Ondanks deze binding aan Maecenas wist Horatius onafhankelijk te blijven, wat blijkt uit zijn eerste werk, ”Satiren”, waarin mensen en toestanden op een kritische wijze op de hak worden genomen. Overigens ontbreken hier, in tegenstelling tot het scherpe cynisme van zijn voorganger Lucilius, de voor het genre gebruikelijke bijtende spot en felle toon. Horatius is tot het eind van zijn leven een man geweest van de gulden middenweg: „Wat let me om de waarheid te zeggen met een lach als aardige leraar die door koekjes uit te delen de jeugd het ABC leert.” (Satiren I, 1, 24-26)
Na de ”Satiren” publiceerde Horatius zijn ”Epoden”, gedichten met nog steeds een satirische inslag, maar beduidend lyrischer van aard. De onderwerpen zijn zeer uiteenlopend en de toon is gemoedelijk schertsend, welwillend kritisch of licht erotisch. De lof van het landleven, een steeds terugkerend thema in het werk van Horatius, wordt bezongen in de tweede Epode: „Gelukkig is de man die ver van het zakenleven,/ zoals de mensen van weleer,/ de akkers zijner vaderen met eigen ossen afbeult,/ van elke schuldenlast verlost,/ en niet op veldtocht ruw ontwaakt door een trompet/ noch huivert voor een boze zee,/ het Forum weet te mijden en de trotse drempels/ van de voorname burgerstand.”
Nieuw genre
Terwijl Horatius zich in zijn satirische poëzie liet inspireren door zijn Romeinse voorgangers, waren het vooral Griekse dichters die hem sterk beïnvloedden bij het schrijven van de ”Oden”. Horatius pretendeerde zelfs met zijn ”Oden” een nieuw genre van Griekse poëzie op Romeinse bodem te hebben overgeplant: „Vertellen zal men dat (…) ik van lage afkomst opklom door als eerste het Aeolisch lierdicht tot Italische verspatronen te verweven.” (Oden III, 30, 10-14)
De vier boeken Oden bevatten 103 gedichten, die in omvang variëren van 8 tot 80 verzen. Ook in deze poëzie heerst de ”aurea mediocritas”, de gulden middenweg. Horatius volgt zijn Griekse modellen na en bewerkt die, maar door zijn meesterschap worden het nieuwe literaire kunstwerken, die, door de Romeinse tint die hij eraan geeft, het politieke reveil van keizer Augustus in hoge mate hebben ondersteund. Zo wijdt hij een gedicht aan de gruwelijkheden van de burgeroorlogen die Rome teisterden vóór Augustus aan de macht kwam. Het slot luidt als volgt: „Keer laat ten hemel, moge U vele jaren/ in volle vreugde Quirinus’ volk bezoeken,/ word niet, verbitterd over onze fouten,/ snel door een windvlaag// weggerukt, haal hier de triomf, verheug U,/ hier de naam van Vader en Vorst te krijgen,/ laat de Parthen niet straffeloos rijden, Keizer:/ U bent de heerser.”
Horatius’ officieuze erkenning als ”dichter des vaderlands” werd gevormd door Augustus’ uitnodiging aan Horatius om, ter gelegenheid van de viering van de vrede in 17 v. Chr., een religieus-politieke hymne te schrijven en in te studeren met een jongens- en meisjeskoor, het zogenaamde ”Carmen Saeculare”, door Schrijvers vertaald als ”Eeuwzang”.
Afwerking
In het algemeen kan gesteld worden dat Horatius’ succes voor een aanzienlijk deel berust op de uiterlijke vorm en de afwerking van zijn verzen. Zijn kracht ligt in het feilloze gevoel voor het juiste woord op de juiste plaats. De regel dat een kunstwerk naar inhoud en vorm een eenheid moet zijn, is door hem, met meer succes dan door wie ook, niet alleen in praktijk gebracht, maar zelfs door hemzelf voorgeschreven. Deze regel wordt namelijk genoemd in de ”Ars Poetica”, een werk dat -geconcipieerd als brief en (samen met een brief aan Augustus) gepubliceerd als ”Brieven II”- in versvorm de kunst van het verzen schrijven behandelt.
Over het algemeen wordt aangenomen dat dit betoog het laatste werk en poëtisch testament van Horatius is. Opvallend genoeg wordt in deze brief nagenoeg niets gezegd over de lyriek, nota bene het genre dat Horatius zo meesterlijk heeft beoefend. Wel spreekt hij uitgebreid over het dichterschap, waarbij hij niet aarzelt om de grote moeilijkheden van het vak onder de aandacht te brengen. Goede poëzie vereist de uiterste zorg en een dichter moet zich de tijd gunnen: „(…) maar als je toch/ ooit iets geschreven hebt, laat het door Maecius, /je vader of mijzelf beoordelen, houd het/ acht jaar in portefeuille. Wat niet is uitgegeven,/ kan nog geschrapt, een publicatie keert niet terug.”
Tijd voor de vijl
Schrijvers heeft met zijn vertaling een prestatie van formaat geleverd. Ongetwijfeld heeft hij zich de voorschriften van Horatius ter harte genomen en „moeite en tijd genomen voor de vijl.” (Ars Poetica 291) Het resultaat mag er zijn. Als grondig kenner van het origineel en perfect beheerser van de Nederlandse taal in al haar stijlregisters, woordenschat en subtiele nuances, is hij niet meer weg te denken in de galerij der groten van het gilde van vertalers van klassieke teksten.
De editie bevat een beknopte inleiding, de complete Latijnse tekst met Schrijvers’ vertaling ernaast afgedrukt, een zeer uitgebreid namenregister, dat dient als historisch-zakelijke toelichting op de gedichten, en een verantwoording, onder andere van de voor de vertaling gekozen versmaten. Het geheel is prachtig verzorgd, een sieraad voor de boekenkast.