Gruwel voor God
Johannes 10:26
„Maar gijlieden gelooft niet, want gij zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb.”
Zelfs geloof ik dat juist datgene wat ook in het christendom hoog en groot voor de mensen is, een gruwel is voor God (Lukas 16:15) en dat zij naarmate zij zich meer eer laten bewijzen of meer heiligheid voorwenden (hetgeen Christus noemt: zich voor de mensen rechtvaardigen) zij des te groter gruwel voor God zijn, omdat bij de inwendige, verborgen goddeloosheid ook nog komt het vals uitleggen, opvatten en toepassen van Gods Woord (Jeremia 7:3-6). Want een vergadering die zich de erenaam van kerk toe-eigent, maakt haar daarom nog niet heilig. Alleen dat zij door het geloof in de waarheid geheiligd is, maakt haar tot de kerk des Heeren. Als het wezen van het verbond aan de zodanigen die uit eigen krachten iets vermogen werd meegedeeld, zou waarlijk nooit iemand deel eraan krijgen. Daarom volgt er: „Ik geloof een heilige, algemene kerk.”
Zonder het geloof is niemand ooit een waar lid van Zijn Zoon Jezus Christus geweest, en dus ook niet van de kerk. Eerst door een onveranderlijk besluit heeft Hij uit genade verkoren en aan Zijn Zoon Jezus Christus gegeven (Johannes 17:9). Aangezien Hij ook mij met het geloof begiftigd heeft, zo geloof ik dat ook ik uit genade uitverkoren en aan Zijn Zoon gegeven ben en daarom niet kan verloren gaan.
Caspar Olevianus, theoloog te Heidelberg (”Apostolische Geloofsbelijdenis”, 1868)