Kerk & religie

Eén dag danken is niet genoeg: dankdag duurt áltijd

Zesentwintig keer is er in Psalm 136 het refrein over Gods eeuwige goedertierenheid. Eén dankdag per jaar is niet genoeg.

4 November 2015 06:27Gewijzigd op 15 November 2020 23:03
beeld Fotolia
beeld Fotolia

Een hymne. Dat is het. Daar zijn alle vertalers het wel over eens. De kanttekeningen bij de Staten­vertaling sluiten zelfs niet uit dat deze psalm, deze hymne waarin 26 keer dat welhaast onvertaalbare refrein voorkomt, iedere dag gezongen werd door de Levieten in de tempel. Ze verwijzen daarvoor naar de voorschriften die God gaf voor de tempeldienst in 1 Kronieken 16:41, waar het refrein uit Psalm 136 letterlijk wordt genoemd.

In onze kleine protestantse traditie zijn we niet zo van refrein en keervers, van stem en tegenstem. Maar hoe je ook denkt over de vormgeving van de liturgie, wie Psalm 136 hardop voor zichzelf leest, hoort en voelt dat hier iets heel bijzonders aan de hand is. Er wordt in deze hymne in menselijke woorden iets gezegd over God. En dat is niet gemakkelijk. Want hoe kun je Gods grootheid en goedheid ooit vatten in de 26 lettertekens die ons alfabet telt?

De dichter van deze psalm doet een poging. Door 26 keer hetzelfde te zingen. Nee, natuurlijk heeft dat getal niets te maken met de 26 letters uit ons alfabet. Het Hebreeuwse alfabet telt immers 22 lettertekens.

Wie Psalm 136 in z’n oorspronkelijke vorm wil horen, moet eigenlijk een voorzanger hebben en een gemeente. De voorzanger zingt de eerste regel van ieder vers. En de gemeente antwoordt met: „Want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.” Zesentwintig keer.

Na de constatering dat het hier over een bijzondere hymne gaat, is het trouwens gedaan met de overeenstemming tussen de verschillende vertalers die proberen het Hebreeuwse refrein om te zetten naar het Nederlands. Daarbij draait het om twee woorden: ”chesed” en ”olam”. In de Statenvertaling wordt het eerste vertaald met ”goedertierenheid” en het tweede met ”eeuwigheid”. Een verkeerde vertaling? Absoluut niet. Misschien wel de beste.

Maar er zijn ook andere mogelijkheden. Dichter Willem Barnard zette ze op een rij.

„Tot in eeuwigheid is Zijn genade.”

„Want voor eeuwig is Zijn vriendschap.”

„Eeuwig duurt Zijn liefde.”

„Want Zijn liefderijke goedheid duurt tot onbepaalde tijd.”

Volgens de Bijbel met uitleg is het woordje ”chesed” te vertalen met: weldadigheid, goedertierenheid, genade, vriendelijkheid. Allemaal woorden die volgens deze Bijbeluitleg wijzen op Gods verbondstrouw.

En juist met betrekking tot dat laatste ontbreekt hier eigenlijk nog één mogelijke vertaling. En dat is de vertaling ”vriendschap”. Want hoewel die misschien het minst inhoudsvol lijkt, kon het weleens de vertaling zijn die het dichtst tegen het Hebreeuwse woord ”chesed” aan ligt. Verschillende verklaarders wijzen er namelijk op dat het woord ”chesed” duidelijk maakt dat er sprake is van een relatie. Het is maar niet goedheid in het algemeen, maar goedheid die duidelijk maakt dat er een relatie is tussen gever en ontvanger.

Over de vertaling van het woordje ”olam” –door de Statenvertalers vertaald met eeuwigheid– is minder onenigheid onder taalkundigen. Eeuwig en eeuwigheid zijn goede vertalingen. Maar voor iemand die niet vertrouwd is met kerktaal is de vertaling áltijd, met de nadruk op de a, wellicht duidelijker.

„Voor áltijd duurt Zijn vriendschap.”

Gods goedheid, vriendschap, liefde en genade kennen geen punt. Zelfs geen komma. Nooit. Áltijd gaan ze door. Verder. Vandaar dat welhaast eindeloze refrein. Dóórzingen moet je. Steeds weer. Niet stoppen. De lofzang moet blijven klinken. Dag en nacht. Letterlijk. Als hier de nacht valt, wordt het in een ander werelddeel weer licht. Als hier de lofzang stopt, begint ze elders. Dát is Psalm 136.

Waar die oneindige goedheid van God in blijkt? In de schepping en in de geschiedenis, zingt de Israëliet. In de zon, de maan, de sterren, de uittocht uit Egypte, de doortocht door de zee en de woestijn. Gods goedheid blijkt in het alledaagse. In dat wat we zien en meemaken.

Of, om het naar de dankdag toe te buigen: in gewas en arbeid. Normale dingen, zeggen we dan. Want het lijkt allemaal heel gewoon als het goed gaat en als je gezond bent. Maar het ís niet gewoon. Het is óndanks ons. Ondanks onze zonde en schuld.

Gods goedheid wordt niet voor niets bezongen in een keervers. Omdat Zijn goedheid en vriendschap altijd van de andere kant komen. Van Gods kant.

En één dag danken, is niet genoeg. Psalm 136 maakt het duidelijk: dankdag duurt áltijd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer