Onderzoekers: Evangelischen groeien door toetreders van binnen én buiten de kerk
NIJMEGEN. De helft van de groei van zes grote evangelische gemeenten in Nederland ontstaat door overstappers uit traditionele kerken. Toch nemen buitenkerkelijke toetreders ook een kwart van de groei van deze groeperingen voor hun rekening. Dat concludeert onderzoeker Paul Vermeer van de Radboud Universiteit in Nijmegen op grond van een nog lopend onderzoek.
Vermeer, docent empirische religiewetenschappen in Nijmegen, neemt de evangelische gemeenten sinds vorig jaar onder de loep, samen met Peer Scheepers, hoogleraar methoden en technieken. „We willen weten waarom evangelische gemeenten groeien en bloeien als nooit tevoren, terwijl traditionele protestantse en rooms-katholieke kerken leeglopen”, aldus Vermeer gisteren in een toelichting.
Publiekslezing
De onderzoekers selecteerden een zestal grote evangelische gemeenten en vroegen ze om onder hun leden een onlinevragenlijst uit te zetten. De resultaten van die enquête worden op dit moment verwerkt. Vermeer hoopt op 12 november een tipje van de sluier op te lichten, als hij een publiekslezing houdt. „We hebben de kerkgangers gevraagd naar ervaringen tijdens vieringen, naar hun waarden en overtuigingen, naar hun kerkelijke geschiedenis en naar hun sociale achtergrond. Dezelfde vragenlijst is voorgelegd aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking, zodat er een vergelijking gemaakt kan worden tussen de leden van evangelische gemeenten en het religieuze en sociale profiel van de gemiddelde Nederlander.”
Religieuze ervaringen
Het is voor Vermeer inmiddels duidelijk dat evangelische gemeenten vooral mensen trekken die op zoek zijn naar „innerlijke religieuze ervaringen. De meeste geënquêteerden rapporteren dat ze een bekeringservaring hebben. Het zijn zeker geen religieuze zoekers. Het zijn ook geen mensen die ergens bij willen horen en in de kerk een prettig sociaal verband zien.”
Nog geen kwart van de leden van evangelische gemeenten is volgens Vermeers onderzoek oorspronkelijk afkomstig uit deze gemeenschappen. „Meer dan de helft komt uit traditionele protestantse kerken. Op rooms-katholieken hebben evangelische gemeenten nauwelijks aantrekkingskracht. Wat echter wel opvalt: een kwart van de kerkgangers heeft oorspronkelijk geen kerkelijke achtergrond. Het zijn zogezegd bekeerlingen. Dat vinden we interessant, we hopen uit te pluizen wat voor hen redenen zijn om zich bij een evangelische gemeente aan te sluiten.”
Vermeer wil daarnaast meer onderzoek doen naar de groep mensen die om religieuze redenen overstappen. „De indruk bestaat dat, kijkend naar de groep mensen die afkomstig is uit de Protestantse Kerk in Nederland, het een rol speelt dat in de kerkelijke gemeente van herkomst de orthodox-protestantse leer verwatert.”
Anderzijds zijn er volgens Vermeer ook overstappers „vanuit zware gereformeerde kerken, die in de evangelische gemeente een soort orthodoxie-light herkennen. Je hoort er in de preken geen hel en verdoemenis, integendeel: evangelische gemeenten willen mensen kracht geven en stimuleren.”
De Nijmeegse onderzoekers zijn niet van plan met een rapport te komen vol tips over hoe je een kerk kunt laten groeien. „We hebben geen oordeel over de kerken die we bestuderen. De resultaten van ons onderzoek moeten vanaf volgend jaar verschijnen in een aantal wetenschappelijke artikelen. Wellicht breiden we het onderzoek op termijn nog uit naar andere landen, en misschien komt er ooit nog een boek uit.”