Dienaar van het leven
1 Korinthe 10:12
„Zo dan, die meent te staan, zie toe dat hij niet valle.”
We zwijgen liever over het gemakkelijk dragen van slechts een klein beetje leed wanneer de Heere u dat heeft opgelegd, namelijk om erdoor voortgestuwd te worden (om ermee aan Zijn voeten komen). Dit laatste is in elk geval een gave van God. Welk oprecht christenmens zou zich niet toewensen te sterven, in ieder geval ziek te zijn, als hij ziet en gevoelt dat hij zijn gezonde dagen in zonden doorbrengt en in steeds meer zonden vallen kan, ja dagelijks, en aldus zonder ophouden de wil van Zijn goede Vader overtreedt? Denk aan Paulus, die in grote moedeloosheid, omdat hij het goede dat hij wilde niet deed, en het kwade dat hij niet wilde wél deed, klagend uitriep: „Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?” (Romeinen 7:24). Zijn antwoord is: De genade Gods door Jezus Christus!
Daarom, de mens die het kwaad van de zonde niet voor groter en erger houdt dan het kwaad van de dood, heeft God zijn Vader niet lief zoals het behoort; daar God de dood geen andere taak toebedeeld heeft dan alleen deze: een einde te maken aan het kwaad van de zonde. De dood is dus de dienaar van het leven en van de gerechtigheid. (De dood is dan een afsterving van de zonden en een doorgang in het eeuwige leven!).
Maarten Luther, reformator te Wittenberg
(”Het Troostboekje”, 1521)