„De moslims maken hier in de wijk de dienst uit”
In navolging van Frankrijk is ook in België de discussie over islamitische hoofddoekjes opgelaaid. Het publiekelijk dragen van religieuze symbolen zou zich niet met de scheiding van kerk en staat verdragen en geeft bovendien blijk van de onwil zich aan te passen. Meryem Kanmaz is het daar niet mee eens. „De zichtbare aanwezigheid van de islam in Europese steden wijst juist op een integratie van moslims.”
Bontgekleurd wasgoed wappert tussen een woud van schotelantennes. De vervallen huizenblokken zijn bedekt met graffiti - voor het merendeel Arabische leuzen. Het geruzie van twee gesluierde vrouwen vermengt zich met eentonige jammermuziek uit een radio. Groepjes Marokkaanse jongeren hangen doelloos rond in de sombere straten. Een Turkse man probeert een stokoude Mercedes weer aan de praat te krijgen.
Brussel is bepaald een stad van contrasten. Op een steenworp afstand van de Grote Markt, met zijn tientallen eethuisjes en luxe winkels, ligt de wijk Sint-Jans-Molenbeek. Een afbraakbuurt van de eerste orde. Meer dan de helft van de bewoners is van allochtone komaf. Het werkloosheidspercentage schommelt rond de 40 procent. De politie komt hier alleen als het hoog nodig is. Verder moet iedereen zichzelf maar redden. Portieren tijdens het rijden op slot en tassen in de kofferbak, luidt het advies van de Rijkswacht. Om de neiging tot zelfbediening van criminele jongeren te onderdrukken.
„Dit is het schoolvoorbeeld van hoe het níét moet”, zegt Munir Benaïssa hoofdschuddend, terwijl hij de moskee van Sint-Jans-Molenbeek binnenstapt. De 42-jarige Marokkaan is zelf een ’modelallochtoon’. Hij werd nog wel in Noord-Afrika geboren, maar kwam op 2-jarige leeftijd met zijn ouders naar België. Hij is perfect drietalig, studeerde economie aan de Vrije Universiteit Brussel en heeft nu een managementfunctie bij een grote bank. In zijn vrije tijd houdt hij zich bezig met jeugdwerk in Molenbeek.
„We sluiten ons op in getto’s. De jongere generatie vertikt het vaak naar school te gaan of zoekt niet actief naar werk. Natuurlijk kun je de economie niet naar je hand zetten. Maar veel jongeren vinden het wel best zo. Ze komen in de criminaliteit terecht en hebben totaal geen perspectief. En dat weten ze ook. Bij de ouderen overheerst een soort gelatenheid en de neiging zich nog verder te isoleren. Kortom, we nemen in feite niet aan de Belgische maatschappij deel. We moeten beseffen dat we niet terug naar Marokko of Turkije zullen gaan. En dus moeten we integreren.”
Dus ook de hoofddoekjes maar af? Twee Waalse senatoren stelden in januari voor het dragen van islamitische sluiers op scholen en in openbare gebouwen te verbieden. In navolging van Frankrijk wil het duo „opzichtige religieuze symbolen” uit het publieke leven bannen. Het hoofddoekje is niet alleen „een onderdrukking van het individu in naam van een religie”, maar is tevens strijdig met de in de Belgische grondwet verankerde scheiding van kerk en staat en staat ook de integratie van migranten in de weg, menen de volksvertegenwoordigers.
Onzin, vindt Benaïssa. „Ik zie mezelf als liberale moslim, voorzover dat mogelijk is. Wat mij betreft mogen vrouwen dus zelf bepalen of ze wel of niet gesluierd door het leven gaan. Maar waarom zou het dragen van een hoofddoekje de integratie van allochtonen bemoeilijken? België is een rooms-katholiek land. Heeft het dragen van kruisjes mensen ooit in hun maatschappelijk functioneren gehinderd?”
„Dat vind ik ook het vreemde van de discussie in Frankrijk”, vervolgt de Belgische Marokkaan. „De regering in Parijs wil het dragen van religieuze symbolen verbieden omdat dat strijdig zou zijn met het beginsel van de scheiding van kerk en staat. Ik vind het ingrijpen van de overheid in de uiterlijke geloofsbeleving van burgers veel meer tegen de scheiding van kerk en staat indruisen.”
De discussie rond de islamitische hoofddoekjes is in België niet nieuw. Al in de jaren ’80 demonstreerden leerlingen op een school in Sint-Jans-Molenbeek voor het dragen van de sluier. In reactie daarop weigerden enkele burgemeesters van Brusselse deelgemeenten nog langer islamonderwijs op openbare scholen te verschaffen. Nu Frankrijk een wet aangenomen heeft die het publiekelijk dragen van religieuze symbolen verbiedt, is ook in België de ’hoofddoekendiscussie’ weer opgelaaid.
Het heeft alles te maken met de angst voor dominantie van de islam, stelt politicologe Meryem Kanmaz, als onderzoekster verbonden aan het Centrum voor Islam in Europa van de universiteit van Gent. „Vanaf het moment dat de islam met zichtbare symbolen naar buiten komt en op die manier in concurrentie treedt met de westerse, christelijke symbolen, ontstaat er ongerustheid en vrees voor de overrompeling door een steeds groter wordende moslimgemeenschap.”
Die vrees is zeker in Sint-Jans-Molenbeek sterk aanwezig. „De moslims maken hier in de wijk de dienst uit”, zegt Laetitia DesChamps. De 54-jarige Belgische heeft zojuist gebeden in een van de rooms-katholieke kerken van Molenbeek. „De politie komt hier nauwelijks. Als ik naar de kerk ga, word ik nageroepen. In mijn eigen land, nota bene. Is het dan verwonderlijk dat een partij als het Vlaams Blok veel aanhang heeft?”
Volgens Meryem Kanmaz wordt de perceptie van niet-moslims in wijken met een grote Turks-Marokkaanse gemeenschap sterk bepaald door het in het Westen bestaande beeld van de islam. „De islam wordt afgeschilderd als gevaarlijk, veroverend, allesoverheersend en angstaanjagend. Dat gevoel van angst vertaalt zich meestal via geruchten. Het gaat vrijwel nooit om reële situaties of ervaringen. Het gaat altijd om formuleringen in de trant van: ik heb geen bewijzen, maar ik ben er zeker van. Zo wordt een beeld gecreëerd van invloed van grote islamitische mogendheden op manipuleerbare lokale gemeenschappen”, aldus de Gentse onderzoekster.
Dat de islam zich in België, maar ook in andere West-Europese landen, meer roert, is een bewijs van de geleidelijke assimilatie van islamitische migranten, stelt Kanmaz. „De zichtbare aanwezigheid van de islam in Europese steden wijst juist op een integratie van moslims, niet op een reactionaire houding. Het komt vanuit de acceptatie van het idee dat ze niet meer terug zullen keren en dat ze Belgische burgers zijn dat moslims in de publieke arena stappen en hun eisen en belangen kenbaar maken. Dat is een daad van actief burgerschap in tegenstelling tot vermoede segregatie, gettovorming of conservatisme.”
„Het verschil is echter dat de maatschappelijke participatie van groepen die zich actief als moslims identificeren, bepaalde zekerheden ter discussie stelt”, vervolgt Kanmaz. „Het bepaalt ons opnieuw bij de neutraliteit van de staat inzake geloofskwesties. Vanuit het achttiende-eeuwse Verlichtingsdenken is een basis gelegd voor de scheiding tussen kerk en staat. In de verschillende Europese landen heeft dat op diverse manieren vorm gekregen, maar er bestaat een algemene consensus, geworteld in wetgeving en in de geesten, dat religie geen plaats heeft in de politiek.”
„Juist door haar openlijke religieuze symbolen situeert het debat rond de islam zich op het niveau van de publieke, de openbare ruimte. Vanaf het ogenblik dat een paar meisjes het recht opeisen een hoofddoekje op een openbare school te dragen, wordt dat gezien als een aanval op en een schending van de publieke ruimte, die zogenaamd neutraal is. Als we naar de huidige maatschappelijke realiteit kijken in de verschillende Europese staten, dan is religie helemaal niet verdwenen uit de publieke ruimte en is de staat niet neutraal. We moeten ons ervoor hoeden het debat te culturaliseren. Het gaat hier puur om gelijke rechten.”