Doodsvrees
Romeinen 15:4
„Want al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering tevoren geschreven, opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, hoop hebben zouden.
Zie toch hoeveel overwegingen, hoeveel boeken, hoeveel wegen en middelen al bijeengebracht zijn om door de herinnering aan de dood de mensen van de zonden te weerhouden, de wereld verachtelijk voor te stellen, hun leed en kwaad te verzachten, de aangevochtenen te troosten. Dit alles dus door ons te plaatsen voor dit vreselijk, groot en onvermijdelijk kwaad!
Niemand is er die niet liever elk ander leed op zich nemen zou, als hij daardoor het kwaad van de dood maar ontgaan kon. Ook de heiligen hebben voor dit kwaad gevreesd.
Ook Christus, want Die heeft het al bevend en bloed zwetend op Zich genomen (Lukas 22:44), zodat Gods barmhartigheid in geen grotere nood dan deze onze zwakheid ooit krachtiger te hulp is gekomen.
Deze noden nu zijn alle mensen op aarde gemeen, evenals ook hun heilzaamheid alle mensen gemeen is.
Toch heeft een christenmens nog meer redenen om bang te zijn voor het toekomstig kwaad dan anderen, want daaronder kan zich iets bevinden wat nog erger is dan wat wij genoemd hebben. Ik heb het oog op wat de apostel zegt: „Zo dan, die meent te staan, zie toe dat hij niet valle” (1 Korinthe 10:12). Zo glibberig is namelijk de weg, zo machtig is de vijand, die met onze eigen krachten gewapend is. Daarom bad Jezus ons voor: „Leid ons niet in verzoeking.”
Maarten Luther, reformator te Wittenberg (”Het troostboekje”, 1521)