Kerk & religie

Dood

Romeinen 15:4

Maarten Luther
27 October 2015 07:28Gewijzigd op 15 November 2020 22:50

„Want al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering tevoren geschreven, opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, hoop hebben zouden.

Laten wij leren hoe hartelijk wij de Heere moeten liefhebben, zo vaak ons enige tegenspoed overkomt. Want dan herinnert de hemelse Vader, door dit kleine geval, er ons zeer vriendelijk aan hoeveel leed ons eigenlijk wel zou kunnen overkomen als Hij het niet tegenhield. Dan is het alsof Hij wil zeggen: De duivel en een onafzienbare menigte gevaren hebben het op u gemunt, om u als het ware met de zeef te ziften (Lukas 22:32), maar Ik heb de zee paal en perk gezet en gezegd: Tot hiertoe en niet verder zult gij komen, hier zal de trots uwer golven blijven staan (Job 38:10).

Echter één van al deze gevaren zult u onmogelijk ontgaan kunnen. Te zijner tijd zal de koning der verschrikking, de dood, tot u komen. Hij komt zeker en gewis, hoewel niets onzekerder is dan het moment waarop hij komt.

De dood is een groot kwaad. Wij zien dan ook dat vele mensen liever alles wat wij tot dusver aan leed hebben opgesomd, zouden willen ondergaan dan eenmaal te moeten sterven en het einde van al hun ellende mee te maken. Ook de Schrift zegt dat dit kwaad van de dood gevreesd moet worden, hoewel zij overigens al het andere gering acht; want zij zegt: Gedenk aan uw uiterste, dan zult gij in eeuwigheid niet zondigen (Jezus Sirach 7:38).

Maarten Luther,
reformator te Wittenberg

(”Het troostboekje”, 1521)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer