Gedupeerde kostwinner vangt bot bij rechter
EINDHOVEN. De rechter heeft het beroep afgewezen dat een kostwinnersechtpaar had aangespannen tegen de staat om de afbouw aan te vechten van de algemene heffingskorting voor niet-werkende partners.

Volgens het stel uit Landgraaf hebben ook alleenverdieners recht op de volledige heffingskorting voor beide partners, omdat over inkomen dat nodig is voor de primaire levensbehoeften van belastingplichtigen (en degenen jegens wie zij een onderhoudsplicht hebben) geen belasting geheven zou mogen worden.
De rechter gaat in de deze week gepubliceerde uitspraak niet in die redenering mee. Het door „belanghebbende bepleite recht op een bestaansminimum” valt volgens de rechter „niet onder de aangeboren kenmerken van een persoon.” Ook is afbouw volgens de rechter niet in strijd met Europese verdragen.
Het echtpaar, dat wordt bijgestaan door hoogleraar staats- en bestuursrecht Jos Teunissen, gaat zeer waarschijnlijk in hoger beroep. Volgens Teunissen gaat de rechter op onjuiste gronden voorbij aan de principiële vraag of inkomen aan gezinnen onttrokken mag worden enkel en alleen omdat één van beide partners geen betaalde arbeid verricht.
Het is de eerste keer dat de Nederlandse rechter zich heeft uitgelaten over de afbouw van de heffingskorting, die in 2009 door het kabinet-Balkenende IV is ingezet. Sindsdien heeft de niet-werkende partner van een kostwinner ieder jaar recht op een kleiner bedrag, totdat de heffingskorting in 2024 helemaal verdwenen is. De afbouw is een van de oorzaken voor de relatief hoge belastingdruk voor kostwinners. Onlangs becijferde deze krant dat alleenverdieners volgend jaar tot vijf keer meer belasting betalen dan tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen. Zo betaalt een tweeverdienersgezin waarin beide partners samen 40.000 euro verdienen (2 keer 20.000), volgend jaar 1998 euro aan belasting, terwijl een alleenverdiener met een inkomen van 40.000 euro 10.172 euro betaalt. In de Eerste Kamer werd eerder deze maand een motie aangenomen van de SGP die het kabinet oproept dit verschil kleiner te maken. Premier Rutte zegde toe tijdens de behandeling van het belastingplan voor volgend jaar (dat maandag in de Tweede Kamer begint) hierop terug te komen.
De afgelopen periode hebben verschillende instanties al gewezen op de steeds beroerdere positie van kostwinners. Zo stelde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) vorig jaar dat kostwinners dreigen weg te zakken in de inkomensverdeling en „hard op weg zijn een kwetsbare groep te worden.” Dit jaar betitelde het Nibud kostwinners met een modaal inkomen als „een risicogroep” die „feitelijk geld tekortkomt” en mogelijk bezuinigen moet op voeding.