Kerk & religie

Matthias Flacius bezorgde Luther in de Nederlanden een slechte naam

Met het Lutherjaar 2017 in het vooruitzicht is aandacht voor de betekenis van Luther voor het Nederlandse protestantisme op zijn plaats. Het lutheranisme heeft in ons land altijd in de schaduw gestaan van het calvinisme. Dit komt vooral door de invloed van een van Luthers begaafdste volgelingen: Matthias Flacius.

dr. H. J. Prosman
20 October 2015 22:18Gewijzigd op 15 November 2020 22:43
Luther haalde Flacius naar Wittenberg. Als hoogleraar Hebreeuws kon Flacius zich spoedig rekenen tot Luthers naaste medewerkers. Foto iStock
Luther haalde Flacius naar Wittenberg. Als hoogleraar Hebreeuws kon Flacius zich spoedig rekenen tot Luthers naaste medewerkers. Foto iStock

De directe bemoeienis van Luther met de Nederlanden beperkte zich tot de lutherse gemeente in Antwerpen. De brief die hij aan deze gemeente richtte was een indringende waarschuwing tegen kerkelijke verdeeldheid. Het is veelzeggend dat Luther juist aan Antwerpen zijn zorg wijdde. Een van de felste dissidenten binnen het lutheranisme zou hier voet aan de grond krijgen.

De uit Kroatië afkomstige reformator Matthias Flacius (1520-1575) was door Luther herkend als een genie. Inderdaad was Flacius een man van bijzondere gaven die imponeerde op vrijwel alle terreinen van de theologie. Hij was de redacteur van de eerste reformatorische kerkgeschiedenis, de ”Centurien”. Daarnaast schreef hij een uiterst origineel werk over de interpretatie van Bijbelteksten, waarmee hij ook tekent voor de eerste reformatorische hermeneutiek. De reden dat Luther hem naar Wittenberg liet komen was zijn grote kennis van het Hebreeuws. Als hoogleraar Hebreeuws kon Flacius zich spoedig rekenen tot Luthers naaste medewerkers.

Explosief

Aan het einde van Luthers leven werden de spanningen binnen het lutheranisme explosief. Na de boerenopstanden en de conflicten met de gereformeerden, deden de noodzakelijke compromissen met de rooms-katholieke vorsten Luthers erfenis wankelen. Luthers ogen waren gericht op Melanchthon, die zou uitgroeien tot de praeceptor Germaniae, de bewaarder van Duitsland. Maar deze titel zou hem pas achteraf ten deel vallen. De pogingen van Melanchthon om enerzijds de eenheid met de calvinistische vleugel van de Reformatie te zoeken en anderzijds zijn bereidheid tot compromissen met de room-katholieke vorsten, maakten hem in veler ogen een zwak en toegeeflijk leider.

Het was Flacius die als geen ander deze onvrede wist te mobiliseren. Na de nederlaag van de protestantse vorsten in de Schmalkaldische Oorlog (1546-1547) was Melanchthon bereid om grote delen van de kerkelijke praktijk als ”adiafoor” te beschouwen, als marginale zaken waarin gelovigen naar eigen inzicht konden handelen. Flacius maakte school met de opvatting dat in het geloof niets marginaal is.

Met deze stellingname brak er een periode van diepe verdeeldheid aan. Niet alleen de kerkordelijke compromissen, maar ook de visie op het avondmaal en de rechtvaardigingsleer gaven aanleiding tot felle debatten.

Erfzonde

Uit vrees voor de middelpuntzoekende invloed van Melanchthon koos Flacius een extreme positie. Hij meende de zuivere leer van de rechtvaardiging veilig te kunnen stellen door de leer van de erfzonde zo sterk mogelijk te benadrukken. Met de erfzonde was de mens niet zomaar in zonde gevallen, maar was de mens in zijn diepste wezen een en al zonde. Hij was niet langer beelddrager Gods, maar beelddrager satans. Het was voor Flacius of-of. Of de zonde was een bijkomstigheid (accident) of de zonde was wezenlijk (substantie).

We zouden deze stelligheid van Flacius met een hedendaags woord gemakkelijk voor fundamentalisme kunnen aanzien. Deze indruk wordt nog eens versterkt door de geweldige populariteit van Flacius. Er waren streken in Duitsland waar de flacianen de volgelingen van Melanchthon te lijf gingen. Als je een accidentariër was, was je geen haar beter dan de paus, de antichrist.

Deze felheid is mede te verklaren door de overtuiging van de flacianen dat ze zich in het laatste der dagen bevonden. De compromissen van Melanchthon beschouwden zij als listen van valse leraren, die juist in de eindtijd op zouden treden.

Toch zou het te eenzijdig zijn de flacianen als populistische onheilspredikers weg te zetten. Net als Flacius waren zijn sympathisanten niet de minsten. Het waren vaak hoogopgeleide predikanten die, net als Flacius, humanistische geleerdheid paarden aan radicale geloofsijver.

Bannelingen

In het laatste kwart van de zestiende eeuw werd met harde hand de orde in het Duitse lutheranisme hersteld. Veel volgelingen en sympathisanten van Flacius bonden in, maar honderden predikanten verkozen de ballingschap. Ook Flacius zelf, die uitweek naar Antwerpen.

Met een kring van vertrouwelingen wilde hij de Antwerpse lutheranen toerusten om de invloed van de calvinisten te weerstaan. Van meet af aan verbaasden de gereformeerden zich over de felheid van de flacianen. Niet alleen de gereformeerden vormden het mikpunt van de flacianen, ook de gematigde lutheranen in de stad moesten het ontgelden. Deze felheid zou ook later in de Noordelijke Nederlanden hun optreden kenmerken.

De flaciaanse predikers hadden de buik vol van de officiële kerkelijke leer. De tijd waarin zij leefden vroeg om radicale gelovigen die openlijk de valse leer aanklaagden en de ware leer van Luther verkondigden. Dit was een opdracht voor alle gelovigen, ook voor de leken. Overheden waren beducht voor de mobilisatie van leken, zoals de flaciaanse predikers beoogden. Zij moesten voortdurend brandjes blussen, omdat de flaciaanse predikers de gewoonte hadden in hun preken hun tegenstanders te belasteren en hun volgelingen op te ruien.

Het beeld dat de flacianen hadden van de volgelingen van Calvijn was uiterst negatief. De vooraanstaande flaciaan Cyriakus Spangenberg zag het zo dat de lutheranen in Antwerpen, net als Christus, gekruisigd waren tussen twee misdadigers. Aan de ene zijde de paus en aan de andere zijde de calvinist.

Alva

Dat de verhoudingen nog slechter konden worden, werd duidelijk in 1567. Toen Alva de stad Antwerpen wilde heroveren hoopten de gereformeerden op de hulp van de lutheranen. Deze kozen echter op het laatste moment partij voor de Spanjaarden. Hun afkeer van de paus werd slechts overtroffen door hun minachting voor de gereformeerden. In 1585 viel het doek definitief voor het protestantisme in Antwerpen. Zowel lutheranen als gereformeerden weken uit naar elders.

Veel flacianen namen hun toevlucht tot de Hollandse steden Woerden, Amsterdam en Leiden. Hier keerden de oude twisten al snel terug. De predikanten die in deze steden aan het werk gingen, waren vrijwel allemaal oudegedienden uit Antwerpen. Binnen de kortste keren volgden er vergelijkbare procedures als in Duitsland. Na aanhoudende klachten over laster en opruiing volgde een disputatie of rechtszaak en werden deze predikanten ontslagen of zelfs verbannen.

Decennialang zouden de twisten met de flacianen de lutheranen in Nederland onderling verdelen en ook de relatie tot de gereformeerden bepalen. Enkele van de eerste catechismi en belijdenisgeschriften in de Nederlandse taal, zijn afkomstig van deze flaciaanse strijdtheologen. Veel lutherse kerkhistorici verklaren de geringe invloed van Luther in de Nederlanden uit calvinistische intolerantie. In werkelijkheid was het vooral de grote invloed van Flacius en zijn volgelingen die het lutheranisme in Nederland een slechte naam bezorgde.

Mondigheid

In de geschiedenis van de Nederlandse Reformatie hoort Flacius een grotere plaats te hebben dan hem doorgaans wordt toebedeeld. Niet alleen als de kwelgeest van Melanchthon, of als dissident. Misschien is Flacius wel veel Nederlandser dan wordt aangenomen. In zijn nadruk op de verlorenheid van de mens staat hij eigenlijk heel dicht bij Calvijn. Hoewel de vroege reformatoren in Nederland zich van Flacius distantieerden, konden de latere contraremonstranten zich wel in zijn positie vinden.

Ook in zijn strijdbaarheid had Flacius iets calvinistisch. Calvijn deelde Flacius’ oordeel dat Melanchthon te ver was gegaan in zijn compromissen met de Rooms-Katholieke Kerk.

Opvallend is dat er de laatste jaren een kentering merkbaar is in de beoordeling van de flacianen. Zij worden niet langer gezien als slachtoffers van een repressieve overheid, maar als intelligente provocateurs. Door zich te positioneren als ballingen, kwamen zij uit de verf als de ware gelovigen en konden zij een grote aanhang verwerven. Ook openbaarden zij een kwetsbaarheid van de reformatorische gezindheid. De toegenomen mondigheid en communicatiemogelijkheden leidden tot een cultuur waarin werkelijk elke onenigheid kon ontaarden in een publicitaire rel. In die zin kunnen de flacianen niet allen beschouwd worden als voorboden van religieus fundamentalisme, maar ook van de burgerlijke mondigheid, die onze samenleving in toenemende mate typeert.

De auteur is theoloog en hervormd predikant te Nieuwkoop.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer