Binnenland

Rijssense agent hangt uniform in de kast

Als afgevaardigde van het politiekorps regio Twente maakte hij de bruiloft van prins Willem-Alexander en Máxima van dichtbij mee. Ook was hij als agent aanwezig bij de kroning van koningin Beatrix in 1980. Bijna veertig jaren diende hij de Nederlandse samenleving als politieman. Begonnen in Amsterdam, komt de loopbaan van agent W. Mauritz (58) uit Rijssen over twee weken tot een einde in Nijverdal. „Het besef van normen en waarden is in de periode dat ik gewerkt heb gedaald, hoewel ik toch een zekere kentering zie.”

12 March 2004 19:38Gewijzigd op 14 November 2020 01:02
Politieman W. Mauritz (58) uit Rijssen gaat over twee weken met de VUT. Bijna veertig jaar is hij agent geweest, waarvan de laatste jaren in het politiekorps regio Twente. Zijn twee dochters Christina en Marieke (r.) zijn inmiddels in de voetsporen van hu
Politieman W. Mauritz (58) uit Rijssen gaat over twee weken met de VUT. Bijna veertig jaar is hij agent geweest, waarvan de laatste jaren in het politiekorps regio Twente. Zijn twee dochters Christina en Marieke (r.) zijn inmiddels in de voetsporen van hu

Mauritz, vader van de twee dochters Christina (27) en Marieke (19) en zoon Gertjan (20), werd in 1946 geboren in Naarden, niet ver van Amsterdam. Na de uts werkte hij eerst vier jaar op zee, waarna zijn interesse in de politie werd gewekt. Een jaar opleiding volgde en in 1967 kon hij als politieman in Amsterdam aan de slag in onder meer het bureau aan de Warmoesstraat. „Ja, bij Baantjer, ja. Ik heb nog een paar diensten met hem gedaan”, vertelt Mauritz.

De relatie met zijn huidige echtgenote uit Rijssen bracht Mauritz, lid van de gereformeerde gemeente in Rijssen, in 1970 tot het besluit te solliciteren naar een post in Daarlerveen en Daarle, gemeente Hellendoorn. Na een studie werd hij in 1983 brigadier in Nijverdal. In al die jaren was hij ook nog een tijdje bij de Mobiele Eenheid en twaalf jaar lang motoragent. Na een reorganisatie van het politieapparaat werd Mauritz in 1994 wijkagent in Nijverdal, een post die hij tot op de dag van vandaag vervult. Zijn twee dochters traden in zijn voetspoor. „Beiden zijn ook bij de regiopolitie Twente. De jongste is nog in opleiding en met mijn oudste dochter heb ik al eens een surveillance gedaan. Meer mensen uit onze gezindte zouden bij de politie moeten gaan, om binnen de diverse korpsen goed vertegenwoordigd te zijn.”

Van Amsterdam naar het platteland van Twente. Een grote overgang?
„Amsterdam was een hectische stad en je maakte er ontzettend veel mee, van schietpartijen en verkrachtingen tot moord. Op het platteland van Twente was het rustiger, al is dat tegenwoordig wel anders. In de stad had je voor ieder incident een apart team dat de zaak onderzocht. In Daarlerveen en Daarle was ik de enige politieman van het dorp. Ik was daar veel meer allround agent dan in de stad, omdat ik overal alleen voor stond.”

In hoeverre heeft u in bijna veertig jaar diensttijd verloedering van de maatschappij zien optreden?
„Van 1965 tot 1980 gingen er steeds meer geluiden op in de maatschappij dat alles losser moest. De jeugd moest alles kunnen doen en de brutaliteit nam toe. Het besef van normen en waarden ging hard achteruit. Ook het gezag voor de politie verminderde. Confrontaties met de politie werden steeds harder. Alles moest kunnen en mogen, zo hielden veel media het volk voor. Gelukkig zie ik een kentering. De politie treedt weer wat harder op. Niet alles wordt meer getolereerd. Daar heeft het gedachtegoed van Pim Fortuyn toe bijgedragen, hoewel ik het in een aantal zaken niet met hem eens kon zijn.”

Verloedering. Alleen in de stad?
„Nee, absoluut niet. Je zag in de loop der jaren altijd dat maatschappelijke ontwikkelingen van de Verenigde Staten naar Amsterdam overwaaiden en van Amsterdam naar het platteland. In de jaren dat ik in Amsterdam werkte, begon het fenomeen drugs zo’n beetje op te komen. Het begon allemaal met hasj. In die tijd kenden ze dat in Twente nog niet. Dat is tegenwoordig wel anders. Drugs veroveren steeds meer het platteland en gaan helaas zelfs de jongeren van onze eigen gezindte niet voorbij. Jongeren zijn brutaler, ontzag voor de politie is er vaak niet meer bij. De jeugd gaat ook steeds meer zijn eigen gang, ook de reformatorische jongeren. Er gaan er meer naar de bar dan naar de jeugdvereniging. Vaak zie ik tijdens mijn werk jongens uit de bar komen die ik daar gezien hun reformatorische achtergrond niet zou verwachten. Ik weet nog dat we op een zaterdagavond een jongen aanhielden en vasthielden op het bureau. Even later belde zijn moeder of we haar zoon op tijd vrij wilden laten, omdat hij zondags naar de kerk moest. Van mijn collega’s hoorde ik dan dat het wel lijkt of „de jongens van die fijnen” alles mogen doen - als ze ’s zondags maar weer in de kerk zitten. Gods naam wordt daardoor gelasterd.”

Wat is volgens u de grootste bedreiging voor de Nederlandse samenleving?
„De losse moraal. Het leven naar Gods Woord is naar de achtergrond gedrongen. Ook al op veel terreinen binnen ons eigen reformatorische wereldje.”

Een politieagent mag maar heel weinig, zo wordt vaak gezegd. Hij moet een crimineel eerst laten schieten voordat hij zelf z’n revolver mag trekken. Is dat beeld terecht?
„Dat zijn indianenverhalen die vaak de ronde doen op verjaardagsfeestjes en gebaseerd zijn op incidenten die de krant halen. Agenten hebben goede schietinstructies. Een politieman mag gewoon zijn wapen trekken als iemand een wapen op hem richt, en als het even kan al eerder.”

U komt in uw werk als agent veel onrecht tegen. Hoe gaat u daarmee om als mens?
„Ik houd altijd in mijn achterhoofd dat ieder mens geneigd is tot alle kwaad. Dan hoef ik me niet beter te voelen dan een misdadiger. Ooit kwam ik bij een huiselijke twist en ik zag dat de man zijn vrouw een enorm pak slaag had gegeven. Kijk, dan moet ik me inhouden om die man niet harder aan te pakken dan nodig is. Wij als agenten pakken verdachten op, het oordeel is aan de rechter, ook al ben ik het persoonlijk soms niet eens met dat oordeel. Als wettelijk en onomstotelijk bewezen is dat iemand een moord heeft begaan, zou volgens Gods Woord de doodstraf op zijn plaats zijn. Ik ben ervan overtuigd dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking het met me eens is dat de straffen in Nederland vaak te laag zijn. De zwijgende meerderheid onder de Nederlanders moet zich beter laten horen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer