Moderne seculiere romans vragen om Woord van het kruis
Vragen over schuld en vergeving raken in onze samenleving op de achtergrond. Tegelijk laten moderne romans verlegenheid over deze vragen zien. Het woord van het kruis blijkt nog steeds geen achterhaalde theorie.
In kerk en theologie heerst er vandaag de dag, met name in Duitsland, grote verlegenheid rond de leer van de verzoening. Dat Christus moest lijden, wordt ervaren als een achterhaalde en zelfs sadistische gedachte. God is toch barmhartig en graag bereid te vergeven, zoals Hij Zelf Zijn Naam heeft uitgeroepen?! Dan kan het niet zo zijn dat Hij Zijn eigen Zoon moest laten lijden om verloren mensen met Zich te verzoenen! Vergeven kan toch goed zonder een offer, en al helemaal zonder een dood aan een kruis?!
Tegelijk blijken de vragen van schuld, vergeving en compensatie of genoegdoening in de samenleving op diverse fronten te spelen. En dat ondanks de sorrycultuur, waarin we ons de ernst van wat er gebeurt zo veel mogelijk van het lijf proberen te houden. Jaren geleden was er een reclame waarin iemand op allerlei manieren probeerde een verzekeringsmaatschappij op te lichten. Vergeefs natuurlijk, maar de man die het probeerde kon telkens wegkomen met een scheve grijns en de woorden: „Foutje, bedankt.” De boodschap die er van een dergelijke reclame uitging, loog er intussen niet om. Je hoeft helemaal geen eerlijk en betrouwbaar mens te zijn, je mag naar hartenlust proberen geld te claimen. Je moet alleen uitkijken dat je niet gepakt wordt. Van schaamte over wat je hebt gedaan, is geen sprake.
Compensatie
Dat die reclame over claimen ging, was overigens niet toevallig. Het is goed neoliberaal om ieder mens zijn of haar eigen levensontwerp te gunnen. Anderen dienen zich daarbij te onthouden van iedere vorm van moreel commentaar – althans, zolang we anderen niet schaden. Dan gaat het echter niet meer om morele beoordeling, maar om juridische verantwoordelijkheid en schadeclaims. Hoeveel conflicten blijven niet slepen, totdat er uiteindelijk een zekere financiële compensatie wordt toegekend? De mogelijkheid dat er een vorm van genoegdoening kan worden geëist, maakt regeringsinstanties en bedrijven heel voorzichtig en terughoudend in het betuigen van spijt. Het is op zijn minst opmerkelijk dat, terwijl het spreken over Christus’ „betaling” voor onze zonden vervreemding en zelfs verontwaardiging oproept, in ons onderlinge verkeer heel wat smartengeld omgaat. Een schikking is een plezierige oplossing, omdat daarmee een juridische procedure met mogelijk een onwelgevallige uitspraak voorkomen wordt.
Wat we al met al zien gebeuren, is dat de vragen van schuld en verzoening worden weggehaald uit de persoonlijke levenssfeer en verplaatst naar de onderhandelingstafel en de rechtszaal. Dat die ontwikkeling ons als mensen zelf niet onberoerd laat, hoeft geen betoog. Loopt het erop uit dat de vragen van schuld en vergeving naar de marge verdwijnen? Wat impliceert dat dan voor de kerkelijke verkondiging van schuld en genade?
Er doet zich echter ook nog een andere opmerkelijke ontwikkeling voor. Terwijl in de samenleving het spreken over schuld en vergeving naar de achtergrond wordt gedrongen en we conflicten in de persoonlijke sfeer proberen op te lossen met mediators en familiediners, verschijnen er romans waarin deze vragen een belangrijke rol spelen en soms zelfs centraal staan. In dit essay loop ik er enkele langs en ga ik na hoe dat gebeurt. Daarbij heb ik de vraag in het achterhoofd wat dat mogelijk oplevert voor ons nadenken over het kerkelijk spreken over schuld, verzoening en vergeving.
Aanvaarding
De Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar J. M. Coetzee schrijft in zijn roman ”Disgrace” (vertaald: ”In ongenade”) over een blanke hoogleraar in Kaapstad, David Lurie, die vanwege een affaire met een studente in ongenade valt. Tweeënvijftig jaar is hij, tweemaal gescheiden, maar de openingszin van het boek zegt dat hij zijn seksleven bevredigend op orde heeft. Iedere week bezoekt hij een escortdame. Als zij er op een dag mee ophoudt, raakt hij van slag. Hij probeert het aan te leggen met een van zijn studentes, een meisje uit een kerkelijk betrokken gezin. Hij verkracht haar niet, maar gebruikt wel zijn positie als hoogleraar en als man om haar zover te krijgen dat ze met hem naar bed gaat. Het herhaalt zich, het gaat steeds van hem uit, totdat zij op een dag voor zijn deur staat en vraagt of zij voor een paar dagen bij hem kan intrekken.
Daarna gaat het mis. Ze blijkt een vriend te hebben die problemen maakt. David Lurie moet zich voor een commissie van de universiteit verantwoorden. Hij gaat erheen, maar weigert rekenschap af te leggen en te vertellen hoe het is gegaan. Het onvermijdelijke gebeurt: hij verliest zijn post als hoogleraar. Lurie besluit eerst maar eens weg te gaan, naar zijn dochter die op zichzelf woont.
Het is het Zuid-Afrika van na de apartheid. De machtsverhoudingen veranderen snel. Recht en orde raken in ongerede. Op een kwade dag dringen drie zwarte mannen het huis binnen, verkrachten zijn dochter, overgieten David Lurie met spiritus, steken hem in brand en roven alles wat waardevol is. De dochter doet wel aangifte voor de gestolen spullen, maar niet van de verkrachting. Verzekeringsgeld is haar enige hoop, niet gerechtigheid in de vorm van opsporing en bestraffing van de daders. Lurie windt zich erover op dat ze over haar verkrachting zwijgt. Maar ze doet in feite hetzelfde als wat hij in zijn kwestie met de studente had gedaan: afzien van een rechtsgang. De dochter heeft een zwarte buurman, Petrus, die ooit knecht was, maar inmiddels op eigen benen staat. Als ze na de verkrachting zwanger blijkt te zijn, loopt het erop uit dat ze zijn derde vrouw wordt. Niet vanwege enigerlei liefde of zelfs maar genegenheid, maar enkel om als vrouw van hem bescherming te krijgen tegen nieuwe overvallen.
Als David Lurie teruggaat naar Kaapstad besluit hij langs te gaan bij de ouders van de studente. Haar vader ontvangt hem vriendelijk en nodigt hem uit voor de maaltijd, maar zijn vrouw en andere dochter schuiven niet mee aan aan tafel. Achter de uiterlijke schijn van vriendelijkheid gaat hardheid schuil. De God van de vader is geen God van vergeving, maar van aanvaarding van de consequenties van wat je gedaan hebt. De laatste vraag van de vader aan David Lurie is of hij soms gedacht had dat ze een goed woordje voor hem zouden doen. Nee, dat had Lurie niet. Dat is maar goed ook, want dat was de man ook niet van plan.
Coetzee keert zich tegen de christelijke traditie van schuld en vergeving. Die is volgens hem slechts in schijn barmhartig. David Luries eigen weg is het onvermijdelijke aanvaarden. Perspectief heeft hij eigenlijk niet. Voor zichzelf niet – en evenmin voor zijn land. Er is eigenlijk geen plaats voor vergeving, en daardoor heeft het boek een nasmaak van bitterheid. Het christelijk geloof komt er niet best van af. En de vraag mag ook worden gesteld of David Lurie eigenlijk wel weet wat liefde is.
”Atonement”
De Britse schrijver Ian McEwan laat in zijn roman ”Atonement” –het woord dat in kerkelijk-theologisch Engels verzoening als uitdelging van de schuld aanduidt– zien hoe kleine dingen grote gevolgen kunnen hebben en een mensenleven zelfs kunnen verwoesten. Briony, een dertienjarig meisje, is er in 1935 getuige van hoe haar buurjongen Robbie, een twintiger, haar zus kust in de bibliotheek. Ze interpreteert het echter als een vorm van geweld. Ze heeft er ook wel reden toe, ze heeft even tevoren een brief van Robbie aan haar zus overgebracht waarin hij haar zijn liefde betuigde. Die brief bevatte een obscene passage. Dat was niet de bedoeling: Robbie had de brief opnieuw geschreven zonder die passage, maar per ongeluk de verkeerde brief in de envelop gedaan.
Later die dag is Briony er getuige van dat haar twee jaar oudere nichtje Lola wordt aangerand. Ze heeft niet precies gezien wie het was, maar besluit dat het Robbie moet zijn geweest, en krijgt daarin steun van Lola. Ze komt ermee naar buiten en haalt ook de brief van Robbie erbij met daarin de obscene passage. Op haar getuigenis wordt Robbie veroordeeld tot een jarenlange gevangenisstraf, die hij verkort door dienst te nemen in het leger. Zijn toekomst ligt in duigen, hoewel Briony’s zus hem trouw blijft.
Het tweede deel van het boek speelt in 1940, tijdens de terugtrekking van het Engelse leger voor de Duitsers en de ontsnapping bij Duinkerken. Het is een verschrikking van dood en geweld, waarin Robbie samen met twee korporaals te voet een weg naar de kust moet zien te vinden. Hier spelen de vragen van schuld en verantwoordelijkheid op een heel ander niveau.
In het derde en laatste deel zien we Briony werkzaam als verpleegster in Londen 1940. Dat ze verpleegster is, is een vorm van boetedoening. Robbie heeft vanwege zijn veroordeling zijn studie medicijnen niet kunnen doen, zij ziet ook af van een universitaire studie. Inmiddels beseft zij ook dat het niet Robbie was die zij had gezien, maar Paul Marshall die –ironisch genoeg– trouwt met Lola en fortuin maakt met repen voor de soldaten en zich inzet voor allerlei goede doelen. Briony doet boete en zoekt Robbie en haar zus op. Lola en Paul, die even verantwoordelijk zijn voor de onterechte veroordeling van Robbie, houden echter de schone schijn op.
In het postscriptum wordt onthuld dat Briony het boek heeft geschreven en de gebeurtenissen naar haar hand heeft gezet. Ze heeft Robbie en haar zus laten overleven, maar komt het echt goed, is er verzoening? Het boek eindigt wanneer deze vragen helder voor ons staan. Is dat uit verlegenheid? Of kan McEwan echt verder zonder deze begrippen en het onderliggende besef? De schrijver zegt over zijn eigen boek: „Als ze het over vijftig jaar nog lezen, dan zullen ze waarschijnlijk zeggen: dat is typisch een roman uit het 20e-eeuwse fin de siècle. ”Atonement” is het verhaal van iemand die terugkijkt op een fout. Tegelijkertijd is het daardoor ook een boek dat terugkijkt op een van de meest gewelddadige eeuwen van de mensheid. Maar dat zeg ik achteraf. Dat heb ik niet van tevoren bedacht.” Spijt, schuld, schaamte, zelfonderzoek, dat zijn de constanten in de menselijke natuur die volgens McEwan ten grondslag liggen aan ”Atonement”.
Eenzaam met je schuld
Het boek ”Der Vorleser” van Bernhard Schlink, zoon van een bekende lutherse hoogleraar theologie, speelt in het Duitsland van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. De hoofdpersoon is een gymnasiast van vijftien jaar, Michael Berg, die een verhouding krijgt met een ruim twintig jaar oudere vrouw, Hanna Schmitz. Zij werkt op de tram en heeft een klein appartement. Ze laat zich graag door Michael voorlezen en dringt er bij hem op aan dat hij zijn schoolwerk goed doet. Als ze opeens uit zijn leven verdwijnt, blijkt hij weinig van haar te weten gekomen te zijn en heeft hij ook niet ontdekt dat ze analfabete is.
Zeven jaar later bezoekt Michael, inmiddels rechtenstudent, een proces tegen een vijftal voormalige SS-concentratiekampbewaaksters. Tot zijn schrik ziet hij Hanna onder de aangeklaagden. Al heeft ze zelf geen Joden vermoord of geselecteerd voor de gaskamers, ze heeft wel meegedaan. Maar dát deelt ze met alle Duitsers, zij het alleen misschien in verhevigde mate. In het proces wordt ze evenwel veroordeeld voor iets wat ze niet heeft gedaan. De schaamte voor haar analfabetisme brengt haar ertoe dan maar liever de verantwoordelijkheid voor de dood van 300 gevangenen op zich te nemen. Michael beseft inmiddels dat ze niet kan lezen en dus ook niet kan hebben gedaan waarvoor ze schuld bekent; hij vraagt een gesprek aan met de rechter om het recht te zetten, maar praat met hem over alles, behalve over het analfabetisme van Hanna.
Michaels eigen huwelijk is inmiddels op de klippen gelopen. In lange nachten gaat hij bandjes inspreken voor Hanna die hij naar de gevangenis stuurt. Op een dag komt er antwoord. Hanna blijkt zichzelf met behulp van de bandjes en de desbetreffende boeken uit de bibliotheek lezen te hebben geleerd. Michael schrijft niet terug. Tegen de tijd dat Hanna vrij zal komen, neemt de directeur van de gevangenis contact met hem op. Ze is oud geworden. Toen Michael niet terugschreef en haar geen toegang gaf tot zijn leven, is ze opgehouden voor zichzelf te zorgen. Op de morgen van haar vrijlating hangt ze zichzelf op.
Michael Berg heeft haar in haar isolement als het ware laten stikken en omkomen. Hij laat haar niet echt toe tot zijn leven. Zo blijft ze buiten de samenleving, eenzaam met haar schuld. Ze heeft wel bepaald dat Michael haar spaargeld bij een overlevende moet brengen. Dan kan hij er niet langer aan ontkomen te erkennen dat hij een liefdesaffaire met haar heeft gehad en dat zij dus deel uitmaakte van zijn leven. In haar dood komt zij echt zijn leven binnen.
En het Evangelie?
In de drie boeken die ik hier kort heb weergegeven, staan de vragen van schuld en vergeving centraal, maar speelt God niet echt een rol. Coetzee negeert Hem en verklaart vergeving buiten de orde. McEwan voert de spanning op, om alles tot een menselijke interpretatie te verklaren. Kennelijk weet hij er geen raad mee. Schlink leidt ons binnen in de problematiek van het naoorlogse Duitsland, maar uiteindelijk ziet Hanna Schmitz voor zichzelf geen toekomst en beneemt zich het leven.
Een roman die ik niet genoemd heb, is die van F. M. Dostojevski: ”Misdaad en straf”. Maar die dateert van eind negentiende eeuw. In dat boek is het christelijk geloof wél aanwezig. Niet vanzelfsprekend, in de vorm van een religieus basisbesef of als garantie voor een maatschappelijke orde. Maar heel centraal: als bron van vergeving, als opstanding uit de doden. De moordenaar Raskolnikov vraagt het hoertje Sonja om Johannes 11, over de opwekking van Lazarus, aan hem voor te lezen. Dat is de doorbraak: God is bij machte leven te wekken uit de doden, en ook de goddeloze te rechtvaardigen. Christus is de Opstanding en het Leven. Omdat Hij het is, moet Hij naar het kruis om de schuld van verloren mensen uit te delgen en zo tot bron van heil te worden.
Raskolnikov geeft zich bij de politie aan en moet zijn straf in Siberië uitzitten. Maar Sonja gaat met hem mee en Johannes 11 schijnt als een licht over hun verdere weg. Vergeving is geen bloem in onze tuin, geen gereedschap in onze la, maar een geschenk van Godswege, dat je moet hóren en geloven.
Sonja leest Raskolnikov voor. Michael Berg leest Hanna Schmitz óók voor, maar het is uit de klassieke bronnen van onze cultuur. Daarmee bereik je een mens niet met de genade en vernieuwing die hij nodig heeft. Vanuit Johannes 11 kan het wel. Het woord van het kruis is Goddank geen wereldvreemde, achterhaalde theorie, maar nog altijd een kracht tot behoud voor ieder die gelooft. Moderne seculiere romans vragen om een kerk en individuele christenen die zelf leven van Hem Die in hun plaats Gods oordeel over de zonde gedragen heeft. En tot hun eigen verwondering bemerken dat Hij het in hen geeft dat ze van harte bereid zijn ook anderen te vergeven.
Prof. dr. C. G. den Hertog
Gerard Cornelis den Hertog is geboren te Mijdrecht op 25 augustus 1949. Hij studeerde van 1967 tot 1974 theologie, achtereenvolgens in Utrecht, Apeldoorn en Kampen (Oudestraat), waar hij in 1989 promoveerde bij prof. dr. J. T. Bakker op de theologie van Hans Joachim Iwand.
Sinds 1974 is hij christelijk gereformeerd predikant, van 1974 tot 1980 te Kornhorn en van 1980 tot 2001 te Leiden. In dat jaar werd hij benoemd tot hoogleraar ethiek en andere systematische vakken aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Momenteel is hij hoogleraar systematische theologie (dogmatiek en ethiek) aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.