Koning Israëls
Zacharia 14:4a
„En Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg…”
Volgens Zacharia zal Hij uittrekken en „Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg” (Zacharia 14:4). Van Hem zegt dezelfde profeet: „Dan zal de Heere mijn God komen en al de heiligen met U, o Heere.” Dat verklaart Paulus van de Heere Jezus: „in de toekomst van onze Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen” (1 Thessalonicenzen 3:13).
Maar leert het Nieuwe Testament niet overal volmaakt hetzelfde? Zal ik u herinneren aan de talrijke plaatsen waarin de Heere Jezus de Koning Israëls, de Koning der Joden genoemd wordt? Heeft Hij nu wel ooit als zodanig geheerst?
„Gewis”, zeggen wellicht sommigen, „want dat moet in een geestelijke zin worden verstaan.” Maar regeert dan de Heere in een geestelijke zin over een bijzonder volk, en dat wel over de Joden? Waar zijn dan onder hen Zijn onderdanen? Waar de tekenen van Zijn heerlijkheid? Immers, Simeon zag Hem eerst als een licht tot verlichting der heidenen, en dat is de huishouding waarin wij leven. Maar dan ook tot heerlijkheid van Zijn volk Israël, en dat is bewaard voor Zijn verschijning in heerlijkheid.
De wijzen uit het oosten kwamen om te zoeken de geboren Koning der Joden. Waarom heette Hij zo, indien Zijn Koninkrijk niet anders dan een geestelijk Koninkrijk over en in de gelovigen uit alle tongen, volkeren, natiën en geslachten zou zijn?
Abraham Capadose, schrijver te ’s-Gravenhage
(”De toekomst van Israël”, 1849)