Opinie

Wat als kinderen andere wegen gaan?

De deur van het ouderlijk huis en van het ouderhart dient altijd open te staan voor kinderen die een andere weg gaan, stelt ds. W. C. Polinder.

ds. W. C. Polinder
12 October 2015 16:33Gewijzigd op 15 November 2020 22:30
beeld Istock
beeld Istock

Wat doe je als ouders of grootouders als je kinderen andere wegen gaan? Wat is dan belangrijk? Ik noem vijf dingen:

  1. Blijf je kind onvoorwaardelijk liefhebben. Als ouders heb je een bijzondere relatie met je kind. Je hebt het onvoorwaardelijk lief. Je kind doet er niets voor om die liefde in jou wakker te roepen. Je houdt van je kind, omdat het je kind is. Daarmee stel je als ouders de liefde van God present. Die is ook onvoorwaardelijk. Ook die hoef je niet te verdienen. Die mag je ontvangen. Als een geschenk. Uit genade.

Die onvoorwaardelijke ouderliefde is van groot belang. Pas op om voorwaarden te gaan stellen aan het liefhebben van je kind, ook als het ouder is geworden. Blijf het onvoorwaardelijk liefhebben.

De gelijkenis van de verloren zoon is hiervan een schitterend voorbeeld. Wat opvalt in deze gelijkenis is dat de vader zijn zoon laat gaan. En dat ondanks dat die zoon hem diep beledigt door nu al zijn erfdeel op te vragen. De vader verbreekt de relatie met zijn kind niet. Zijn kind verdween uit zijn huis, maar niet uit z’n hart. Als de zoon terugkeert, omhelst de vader hem vanuit zijn vaderrol, vanuit zijn identiteit: Ik ben en blijf je vader, voor altijd! Jij bent en blijft mijn kind, voor altijd, wat je ook gedaan mocht hebben.

Als ouders mogen wij de kunst van deze vader afkijken als onze kinderen en kleinkinderen andere wegen gaan. Laat de deur van je huis en hart altijd, altijd openstaan. Ook al ben je het absoluut niet eens met wat hij of zij doet of denkt, het blijft je kind.

  1. Realiseer je dat opvoeden ook is: loslaten en losmaken. Na de geboorte van je kind begint een proces van jaren waarin je als ouder een bijzondere verantwoordelijkheid draagt je kind op te voeden. Naarmate je kind ouder wordt, doe je telkens een stapje achteruit, om zo je kind te begeleiden tot volwassenheid. Opvoeden is loslaten. Tegelijkertijd blijft die bijzondere band met je kind bestaan. Die is onverbrekelijk. Wat een kind ook doet.

Als opvoeders geef je je kind steeds meer de ruimte om zelf iemand te worden. Een mens met een eigen persoonlijkheid, een eigen leven, eigen keuzes, los van z’n ouders. Misschien is dat wel een van de moeilijkste dingen als opvoeders: je kinderen loslaten. Afstand doen van de rol die je jarenlang hebt gehad als opvoeder. Je langzaam maar zeker terugtrekken. Je kind de mogelijkheid geven om eigen keuzes te maken. Ook als je daar als ouder moeite mee hebt of als je zelf andere keuzes zou maken.

Opvoeden heeft naast loslaten ook te maken met losmaken. Je geeft als ouders je kinderen niet alleen steeds meer zelfstandigheid, kinderen vragen ook om steeds meer zelfstandigheid, steeds meer ruimte. Dat betekent dat een jongere zelf verantwoordelijkheid leert dragen voor de keuzes die hij maakt. Het is een gezonde ontwikkeling als een jongere zich niet bij elke keuze die hij maakt afvraagt: „Wat zou pa hiervan vinden? Wat zou ma hiervan zeggen?” Natuurlijk kan en mag hij zijn ouders om advies vragen, maar hij neemt uiteindelijk zelf de beslissing. En die beslissing kan anders uitvallen dan zijn ouders zouden wensen.

Dat kinderen tot andere keuzes komen dan ouders is niet nieuw. Dat gebeurt al de eeuwen door. Het is goed om bij jezelf eens na te gaan waarom je zo veel moeite hebt met het loslaten van je kind. Heeft dat te maken met een soort krampachtigheid alsof het allemaal van jou zou afhangen? Heeft het te maken met schaamtegevoelens: wat zullen de mensen wel niet denken als ze zien dat mijn kind niet meer naar de kerk gaat? Heeft het te maken met mijn trots: dat mijn kinderen er zijn tot meerdere eer en glorie van mijzelf? Heeft het te maken met verkeerde gevoelens van verantwoordelijkheid?

Je voelt je als ouder verantwoordelijk voor de keuze die je zoon of dochter maakt, maar je bent het niet. Verantwoordelijkheid heeft te maken met keuzes die je zelf kunt maken. Als je dochter vertelt: „Pa, ma, ik ga samenwonen met m’n vriend”, dan heb jij als ouder geen keuze. Dus is het ook niet jouw verantwoordelijkheid.

  1. Blijf in gesprek met je kind. Het in gesprek blijven met je kind vraagt de nodige tact en wijsheid. Er liggen nogal wat valkuilen in de gesprekken met onze kinderen. Zo is er de valkuil van gaan zeuren: te pas en te onpas er steeds maar weer over beginnen met dezelfde woorden. Een andere valkuil is dat je je kind belast met je eigen verdriet. Hoe begrijpelijk je verdriet ook is, voorkom dat je kind extra belast wordt met schuldgevoelens, omdat hij of zij de oorzaak zou zijn dat jij nachten wakker ligt.

Nog een valkuil in zo’n gesprek is het schermen met het vijfde gebod. Er zijn ouders die het gebod opeisen als iets waar zij recht op hebben. Op die manier kun je veel emotionele en psychische schade aanrichten. Hoevelen zijn daardoor niet het geloof in God kwijtgeraakt? Het vijfde gebod gaat niet zozeer om een recht op gehoorzaamheid dat ouders hebben. Het gaat om een plicht die kinderen hebben. Het gewicht aan hun ouders toekennen dat hun toekomt: door voor hen te zorgen, hen te eren, te respecteren, te gehoorzamen en te waarderen.

Nog een valkuil: dwing je kind niet om over die andere wegen te praten, want dat is soms best wel moeilijk voor bijvoorbeeld je homofiele dochter of zoon. De gevoelens daarbij zijn vaak al zo verwarrend. Belangrijk is dat je kind zelf kan bepalen wanneer hij of zij daarover wil praten. Dat vraagt om wijsheid om het juiste moment in te schatten. Want aan de andere kant wil je ook niet dat je kind zich terugtrekt in zijn eigen wereld. Wees beschikbaar zodat je zoon of dochter weet dat hij of zij op je terug kan vallen; dat de deur altijd openstaat. Vraag de Heere in het gebed om wijsheid en of Hij openingen wil geven voor een goed gesprek.

En wat als kinderen toch bij hun keuzes blijven? Als ze toch blijven voortgaan op die andere wegen? Dan is het minste wat je kunt doen volgens pedagoog Ter Horst, het sluiten van de ‘kleine vrede’: dat ouders en kinderen elkaar gunnen dat ze zijn zoals ze zijn. Het gesprek over geloof en andere levensvragen wordt daardoor niet overbodig, maar juist mogelijk. Dan kunnen ouders en kinderen op een gegeven moment weer eens spreken over elkaars betekenis- en belevingswereld.

Nog beter is volgens Ter Horst het toelaten van verdriet. Pas op voor bitterheid. Als je je hart beschermt met een pantser van bitterheid, voel je de diepe pijn niet van wat je is overkomen. Maar dan ben je ook niet meer in staat om lief te hebben. Daarom zijn advies: bid om niet bitter te worden; heb maar verdriet. Dan kun je blijven geloven, hopen en liefhebben.

  1. Leef je kinderen het geloof voor. Ouders zijn een venster op God. Ben ik als ouder een helder venster op God? Hebben mijn kinderen door ons als ouders iets gezien van Wie God is? Hebben wij de kinderen iets meegegeven van die onvoorwaardelijke liefde van God? Dat we van ze houden om wie ze zijn. Niet om wat ze doen of laten. Hebben we als ouders Jezus Christus nagevolgd? Hebben we lief zoals Hij liefhad? Vergeven wij zoals Hij vergaf? Durven we als ouders onrecht te lijden zoals Hij onrecht leed?

Merken de kinderen aan ons dat Christus het voor het zeggen heeft ook wat onze levensstijl betreft? Hoe praten we als ouders over onze collega’s, onze buren, onze familie, de kerk, in bijzijn van onze kinderen? Merken zij er iets van dat wij de ander uitnemender achten dan onszelf? Durven we ongelijk toe te geven en onze kinderen om vergeving te vragen? Durven we ook grenzen te stellen in onze opvoeding en te straffen als dat nodig is?

Laten we zo een venster zijn op die God Die barmhartig is, genadig, geduldig, rijk aan goedertierenheid, trouw, Die de zonde vergeeft, Die de schuldige niet voor onschuldig houdt (Ex. 34:6-7).

Wie van ons als ouders moet niet zeggen dat we hierin tekortschieten? Zijn er dingen verkeerd gegaan in het verleden, erken het. Belijd het tegenover God en tegenover elkaar en maak bij wijze van spreken vandaag een nieuw begin. Dat is genade; elke dag mag je opnieuw beginnen.

  1. Blijf voor hen bidden. Het allerbelangrijkste wat je voor je kind kan doen: hem of haar opdragen aan die God Die in Jezus Christus ook Vader wil zijn van je kind of kleinkind dat andere wegen gaat. Draag als ouders je kinderen levenslang op voor Gods genadetroon. Daar zijn we als ouders mee begonnen toen ons kind gedoopt werd: „O almachtige en eeuwige God, wij bidden U, bij Uw grondeloze barmhartigheid dat U dit kind genadig wilt aanzien en door Uw Heilige Geest Uw Zoon Jezus Christus wilt inlijven.”

Blijf bidden in hoop en verwachting. Vaak zijn onze kinderen ook zoekende. Er komen soms momenten in hun leven dat ze herinnerd worden aan de Heere. Er komen soms momenten waarop het vuur van liefde voor God en onze naaste, waarmee we onze kinderen hebben opgevoed, als kleine vonkjes van geloof, hoop en liefde weer gaan gloeien als de Heilige Geest daarin blaast. Breng je zoon of dochter bij God in bewaring. Dan kun je hem of haar met een biddend hart ook makkelijker loslaten.

De auteur is predikant van de hervormde gemeente te Kamperveen. Dit artikel is een bewerking van de lezing die hij zaterdag hield op de jaarlijkse bondsdag van de Bond van christelijke gereformeerde mannenverenigingen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer