Moens (VGS) laakt plannen Dekker over onderwijsvrijheid
De koepel van reformatorische scholen, de VGS, luidt de noodklok. Staatssecretaris Dekker wil de onderwijsvrijheid een nieuwe invulling geven. Daar is de bestuurder van de VGS, Pieter Moens, niet blij mee. Hij wil eerst een breed maatschappelijk debat.
De Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) organiseert de komende maand drie regioavonden voor aangesloten besturen, directies en toezichthouders over de plannen van de staatssecretaris. Volgens Moens roept het voorstel van Dekker „principiële” vragen op. Moens wil met de achterban zijn zorgen delen, de praktische consequenties van het voorstel overzien en een strategie bepalen. De situatie is volgens de VGS-bestuurder „urgent.”
Dekker wil meer ruimte voor het stichten van nieuwe scholen door het zogenoemde richtingenbegrip af te schaffen. Op dit moment krijgen alleen de scholen die tot een erkende levensbeschouwelijke richting horen, zoals protestants-christelijk, rooms-katholiek, reformatorisch of evangelisch, toestemming voor het oprichten van een nieuwe school. De bewindsman van onderwijs wil dat elke groep ouders die een goed onderwijsconcept heeft en op termijn ook voldoende leerlingen, een school mag beginnen. In het onderwijsjargon heet dat richtingvrij plannen.
Is het erg als de overheid geen rekening meer houdt met de richting van scholen? De verzuiling is een achterhaalde zaak.
„De secularisatie gaat door. Er is inderdaad minder kerkgang dan vroeger, maar twee derde van de ouders kiest toch voor het bijzonder onderwijs. Kennelijk vinden zij vorming vanuit de christelijke tradities belangrijk. Er bestaat geen enkel onderzoek waaruit blijkt dat ouders níét tevreden zijn met de levensbeschouwelijke richting van de bestaande scholen.
Wat Dekker doet is onzorgvuldig en onvoorzichtig. We zitten nog volop in de discussie over de manier waarop het onderwijs moet omgaan met een krimpende bevolking. Dekker pleit rondom de krimp voor meer samenwerking tussen scholen, om verplaatsing van scholen, om sluiting en om het laten ‘verkleuren’ van de grondslag van scholen. De Tweede en de Eerste Kamer moeten daar nog over debatteren. Wat mij betreft kijken we daarná naar de plannen van Dekker.”
Ziet u dan geen knelpunten als het gaat om de vrijheid van onderwijs?
„Zeker, we zien ook dat initiatieven van bepaalde pedagogische richtingen, zoals dalton- en montessorionderwijs, niet van de grond komen. De VGS is voorstander van het uitvoeren van een verkenning naar hoe dit probleem opgelost kan worden. Wellicht kunnen pedagogische richtingen ook als richting erkend worden. Dan krijgen ze een positie die vergelijkbaar is met de levensbeschouwelijke richtingen.”
Hoe zou ú het grondwetsartikel over de vrijheid van onderwijs willen vernieuwen?
„Het systeem voldoet op dit moment. Het is een prachtig artikel. Wat de bewindsman nu voorstelt, is het huis afbreken, terwijl hij nog geen idee heeft hoe het moet worden herbouwd. Er staat een goed huis. Al bijna honderd jaar. Maar ik wil geen blokkade opwerpen voor een gesprek over dit thema. Integendeel, ik wil graag een brede maatschappelijke discussie. Nu is er helemaal geen debat mét het onderwijsveld en ín het onderwijsveld.”
De Tweede Kamer vindt het hele plan kennelijk niet zo belangrijk. Vooralsnog bereiden de fracties het debat alleen schriftelijk voor. Voert u een achterhoedegevecht?
„Geenszins. Dat verbaast mij ook dat de Tweede Kamer vooralsnog geen openbaar algemeen overleg heeft gepland. Dit voorstel van Dekker gaat wel ergens over: de staatssecretaris morrelt aan een systeem dat sinds 1917 zijn waarde bewijst. Ik proef liberale en ideologische gedrevenheid achter zijn plannen. Hij wil feitelijk marktwerking in het onderwijs. Hij gaat mij te hard, veel te hard. Op het departement is men al bezig met de voorbereiding van de wet, terwijl er in de Tweede Kamer en in het onderwijsveld nauwelijks over is gesproken.”
Welke consequenties heeft het voorstel zoals dat nu voorligt voor het christelijk en reformatorisch onderwijs?
„De laatste school van een richting komt in de gevarenzone. Deze scholen mogen nu met relatief weinig leerlingen toch blijven bestaan. Als er door het loslaten van het richtingenbegrip geen ruimte meer bestaat voor de laatste school van een richting, moeten veel scholen hun deuren sluiten. Als de overheid ook het leerlingenvervoer niet meer vergoedt, moeten ouders meer betalen of krijgen scholen minder leerlingen.”
Hoeveel scholen worden er getroffen als de overheid niet langer rekening houdt met de laatste school van een richting?
„Dat zijn er best veel. Het gaat in totaal om enkele honderden scholen, waarvan zo’n honderd christelijke en twintig reformatorische. Het verzet is ook breder dan alleen de VGS. Zelfs de PO-Raad en de VO-raad, de belangenbehartigers van het primair en het voortgezet onderwijs, vinden de weg die de staatssecretaris inslaat, niet zorgvuldig. Kennelijk wil de bewindsman zijn wet over het richtingvrij plannen in 2017 invoeren; het jaar dat het huidige artikel over de vrijheid van onderwijs, artikel 23, precies honderd jaar bestaat.”
Is er een praktische oplossing te verzinnen om de laatste school van een richting te laten voortbestaan?
„Die is er zeker. Het zou grote winst zijn als de staatssecretaris zou zeggen dat de huidige laatste scholen van een richting mogen blijven bestaan. Ik vind dat daar snel duidelijkheid over moet komen. We kunnen de onzekerheid die nu boven de markt hangt, niet laten voortduren. Dat werkt verlammend.”
In hoeverre vindt u het schoolvervoer en de daarmee gepaard gaande kosten een eigen verantwoordelijkheid voor de ouders?
„Ik sta ervan te kijken wat ouders nu al moeten betalen aan eigen bijdragen voor het vervoer. Als je leerlingenvervoer afschaft, neemt de toegankelijkheid van het onderwijs af. Het is nu allemaal redelijk goed geregeld. En volgens berekeningen zou het identiteitsgebonden leerlingenvervoer maximaal 10 miljoen euro kosten. En dat op een totale uitgave van zo’n 300 miljoen voor al het leerlingenvervoer.
De afschaffing van het leerlingenvervoer kan ook nog een consequentie krijgen die Dekker niet op prijs stelt: het kan een stimulans zijn voor meer thuisonderwijs of meer onderwijs op afstand. En dat wil de staatssecretaris niet. Maar hij bevordert het op deze manier wel.
Als de subsidies voor het schoolvervoer verdwijnen, zal dat een groter beroep doen op de solidariteit binnen een schoolgemeenschap. Wat hebben ouders en kerken ervoor over om het ‘eigen’ onderwijs in stand te houden?”
De solidariteitsgedachte voor het leerlingenvervoer staat in de achterban onder druk.
„Dat geluid hoor ik ook hier en daar. We zouden op dit punt nog heel wat kunnen leren van ouders in Amerika en Canada. Daar is de solidariteit heel groot. Onze gezindte komt meestal te traag in beweging. Kijk naar de Mars voor het Leven. Iedereen is tegen abortus, maar met deze mars loopt slechts een handjevol mensen mee.”
Scholen krijgen soms pittige kritiek van ouders en kerken.
„Ik vind dat scholen ruimte voor autonoom beleid moeten houden. De kerk heeft een andere taak dan de school. Als iedereen zijn schibbolet en sjibbolet overeind houdt en thema’s blijft aandragen die polariserend werken in de breedte van de gezindte, dan zie ik het somber in. We zullen we elkaar in de toekomst hard nodig hebben. Laat het vuur van het eerste uur –toen het reformatorisch onderwijs ontstond– weer branden.”