Joden evangeliseren onder Joden in Amsterdam
Wie vorige week op de Dam in Amsterdam liep, kon er nauwelijks omheen: Joden die met passanten gesprekjes aanknopen over Jezus. En nee, niet om hun te vertellen dat Hij ooit een intelligente Joodse rabbi was Die Zijn volk in de steek liet en ten slotte overliep naar het heidendom.
Integendeel. Hun knaloranje T-shirts met opschrift verraden een tegenovergestelde boodschap: Joden voor Jezus, zo valt er in het Nederlands, Engels en Hebreeuws te lezen. Deze mensen brengen de boodschap van redding voor Jood en heiden. In de naam van Jezus.
Sinds vorige week maandag bewegen de vrijwilligers van de organisatie Joden voor Jezus zich door het centrum van de hoofdstad en door Buitenveldert, een stadswijk waar veel Joodse mensen wonen.
Seculiere Jood
En dat is best bijzonder, zegt de Israëliër Asaf Pelled. Hij is coördinator van deze evangelisatieweek namens Joden voor Jezus, dat weer onderdeel is van de internationale beweging Jews for Jesus. Opgegroeid als seculiere Jood in een Israëlische kibboets kwam Pelled als twintiger tot geloof in Jezus.
Van dat geloof wil hij in Nederland graag getuigen. „De afgelopen decennia is er vanuit kerken nauwelijks in het openbaar geëvangeliseerd onder Joden, maar de laatste jaren zie ik in kerken iets veranderen. God is aan het werk. Steeds meer christenen lijken zich bewust te worden van hun verantwoordelijkheid om Joodse mensen het Evangelie te brengen.”
Vanuit zijn tijdelijke uitvalsbasis in de anglicaanse kerk vlak bij het centrum van Amsterdam stuurt Pelled zijn vrijwilligers aan. Dat zijn zowel Messiasbelijdende Joden als christenen – „van messiaans tot hersteld hervormd.” Elke dag zijn er zo’n tien actief. Sommigen hebben zich zelf aangemeld, anderen zijn door Pelled benaderd.
Antisemiet
Een van de vrijwilligers is de 62-jarige Christine. Ze woont in Amsterdam-Noord, maar staat vandaag pal tegenover de Dam, bij de Bijenkorf, flyers uit te delen. Ze heeft op zich al best wat mooie gesprekken gehad, zegt ze, maar helemaal vlekkeloos verlopen ze allemaal niet. „Toen ik vanmorgen een Joodse vrouw benaderde, maakte ze me uit voor antisemiet. Dat was wel even schrikken. Jammer genoeg liep ze direct weg.”
De trams rijden af en aan en klingelen zich een baan door het altijd drukke hart van Amsterdam. „Maar ik kan wel begrijpen dat ze het zei. In de naam van de kerk is de afgelopen jaren zo veel narigheid over Joden uitgestort.”
Moslima
Op de hoek van het Damrak en de Dam, bij de ABN AMRO, loopt Hannah. Er is niet zo heel veel belangstelling voor haar boodschap, erkent ze. Maar wel een klein beetje, voegt ze daar snel aan toe. „Eerder vanmiddag kwam er een Joodse man naar me toe, helemaal op eigen houtje. Hij was best geïnteresseerd.” Ondertussen neemt een moslima vriendelijk knikkend een Joden voor Jezusfoldertje van Hannah aan.
Pelled zelf is inmiddels ook op de Dam. Want behalve dat hij de boel aanstuurt loopt hij zelf deze evangelisatieweek, die tot en met zaterdag duurt, ook ijverig mee. Pelled stapt af op een wat oudere man die in een scootmobiel komt aanrijden.
„Mag ik u wat vragen?”
Dat mag, al lijkt het niet van harte.
„Wie is Jezus voor u?”
„Daar wil ik helemaal niks mee te maken hebben”, bijt hij met een Amsterdams accent terug. En hij voegt er nog wat aan toe, voordat hij de gashendel van z’n karretje weer aantrekt. „(…) lui zijn jullie. Hahaha, je gelooft het zelf toch allemaal niet? Man, man, man, je bent nog gekker dan je er uitziet.” En zoef, weg is-ie.
„Dat maak je dus ook mee”, lacht Pelled. Echt onder de indruk van de lompigheid lijkt hij niet. „Weet je, wij hoeven de mensen niet te overtuigen. Dat doet de Heilige Geest. We kunnen dit soort gesprekken prima incasseren.”
Een Israëlische jongeman komt op Pelled afgelopen. Er volgt een conversatie in het Hebreeuws. „Dat was Amos”, zegt Pelled na afloop. „Hij heeft eerder deze week al met iemand van onze organisatie gesproken. We hadden hem uitgenodigd voor de sjabbatmaaltijd vrijdag, en hij kwam nu wat aanvullende informatie vragen. De afspraak is op zich vrijblijvend, maar ik denk wel dat hij komt.”
Heel Israël
Een knul van een jaar of twintig wandelt met zijn vriendin over het plein. Pelled stapt op hen af. Hij blijkt lid van evangeliegemeente De Deur, ergens in het land. En ja, Jezus kent hij wel. „Maar ik geloof dat ik op het moment niet helemaal precies weet hoe het allemaal zit, het is te groot.”
„Dat begrijp ik”, zegt Pelled. „Gelukkig hangt het niet af van ons intellect. God communiceert dat Jezus de redder van de wereld is. Dat is wel te begrijpen, toch?”
„Maar wacht eens even”, reageert de jongeman, „jij bent toch een Jood? Dan wil je toch niets met Jezus te maken hebben?”
Pelled: „Veel Joden helaas niet. Maar wij wel. En dat komen we de mensen vertellen.”
„Geloof je dan ook in het Nieuwe Testament?”
„Jazeker. We zien zelfs uit naar de dag dat heel Israël in Jezus gelooft.”
„Maar dan ben je dus eigenlijk ook een beetje evangelistisch? Als ik het goed begrijp, zijn wij zijn dus geen concurrenten, maar collega’s!”
„Zonder meer.”
„Slecht zeg, dat we dat in de kerk altijd zo gehoord hebben. Tjongejonge, ik ben blij dat ik dit nu weet. Bedankt!”
Dankbetuiging
De straatevangelisatiecampagne van Joden voor Jezus liep tot en met zaterdag, het einde van het Loofhuttenfeest, dat maandag 28 september begon. Joden voor Jezus is een organisatie van Nederlandse Joodse gelovigen die tot doel hebben voor het Joodse volk in Nederland Jezus en het Evangelie tot „een onvermijdelijke zaak” te maken. Daarnaast wil de stichting christenen en kerken ertoe opwekken hun verantwoordelijkheid te nemen „om hun oudste broer de goede boodschap te brengen”, zegt directeur Avi Snyder van de overkoepelende internationale organisatie Jews for Jesus.
De organisatie is ruim veertig jaar geleden ontstaan in Amerika en sinds de jaren tachtig actief in Europa, maar in Nederland pas sinds vorig jaar. En dat terwijl Nederland voor Joden een heel speciale plek is, aldus Snyder. „Dit land heeft in de donkerste periode voor ons volk mensen onderdak geboden en hen beschermd. Wij voelen de morele verplichting om de boodschap van licht en leven in Nederland te verspreiden. Als een dankbetuiging.”