Van west naar oost
Rom. 11:25c-26a
„Totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden.”
De Heere zal een banier oprichten onder de heidenen, om de verdrevenen van Israël te verzamelen en de verstrooiden uit Juda te vergaderen (Jesaja 11:10-12). Daarop ziet ook dat de wateren, die weleer vloeiden van het oosten naar het westen, ten laatste van het westen tot het oosten zullen terugkeren, om de volkeren die in het oosten wonen met de leer der genade te besprengen (Ezechiël 47:1-5; Zacharia 14:8). Met één woord: was het een kenmerk van de éérste tijd van het Nieuwe Testament dat de Naam des Heeren moest geprezen worden van de opgang der zon tot aan haar ondergang (Psalm 113:3; Maleachi 1:11), het tegendeel zal men gewaar worden in de laatste tijd. Dan zullen zij de Naam des Heeren vrezen, éérst van de nedergang en dáárna Zijn heerlijkheid van de opgang der zon (Jesaja 59:19).
Zo zien we dat er een gewichtige reden is waarom de apostel Paulus, als hij spreekt over de dingen die in het laatste tijdperk zullen gebeuren, deze orde volgt: dat hij éérst het ingaan van de volheid der heidenen en daarna het zalig worden van geheel Israël vermeldt.
Petrus Curtenius, predikant te Amsterdam
(”De zwaarste plaatsen der brieven van Paulus”, 1766-1777)