Vereerd met een standbeeld
Wat hebben Willem van Oranje, voetballegende Aad Mansveld en de socialistische voorman Willem Drees gemeen? Van alle drie mannen verrees een standbeeld in Den Haag. Vanaf morgen biedt het Haags Historisch Museum een expositie over standbeelden in de hofstad.
Willem Drees, ofwel vadertje Drees; de socialistische staatsman die in 1947 de basis legde voor de AOW. Veel mensen liepen weg met de sobere politicus.
Hij kreeg in 1988 op het Buitenhof in zijn woonplaats Den Haag een standbeeld. Onder meer dat kunstwerk krijgt komende maanden aandacht in de expositie ”Held op sokkel” in het Haags Historisch Museum. De tentoonstelling, die morgen door prinses Beatrix wordt geopend, is samengesteld ter ere van het 125-jarig bestaan van de Haagse geschiedkundige vereniging Die Haghe.
In een expositiezaal wijst Lex van Tilborg, conservator van het museum en bestuurslid van Die Haghe, op een robuust houten bureau, afkomstig uit de collectie van het Rijksmuseum. „Dit is het originele bureau van Drees. Hij heeft nooit een ander gehad.”
Niet alleen via een standbeeld werd de socialist vereerd. „Tot in de jaren 80 kreeg hij brieven van mensen die blij waren dat ze op hun oude dag nog fatsoenlijk konden leven”, weet Van Tilborg. De conservator wijst op een van schelpen gemaakt portret van Drees. Die kreeg het cadeau opgestuurd van een dankbare man. In de handgeschreven bedankbrief die Drees terugstuurde naar zijn kunstzinnige bewonderaar schrijft hij onder meer: „Mijn vrouw en ik staan verbaasd dat het mogelijk is een werkstuk met dit materiaal zo prachtig af te werken.” Drees is ook de enige Nederlander –de Oranjes niet meegeteld– wiens beeltenis op een postzegel werd afgedrukt terwijl hij nog in leven was.
Emoties
Vooral vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw verschijnen er in Nederland standbeelden in het straatbeeld. Zeker ook in Den Haag komen mensen van naam en faam op een sokkel te staan. In de hofstad zijn zo’n 85 personen en historische gebeurtenissen vastgelegd in brons, ijzer of steen.
De „heldenverering” heeft te maken met de opkomst van het nationalisme en verheerlijking van het verleden, legt Van Tilborg uit. „Mensen kregen behoefte aan vaderlandse helden. Die konden het gevoel van nationale eenheid aanwakkeren. Tekenend is een anekdote over de historicus Peter Johannes Blok (1855-1929), die doceerde aan de Leidse universiteit. Als hij tijdens zijn colleges vertelde over de moord op Willem van Oranje in 1584 in Delft, kon hij zijn emoties niet in bedwang houden. Wij vinden dat nu een beetje mal.”
Paard
Niet elk standbeeld komt er zonder slag of stoot. Gekrakeel was er bijvoorbeeld over het in 1918 in Den Haag opgerichte standbeeld van raadspensionaris Johan de Witt (1625-1672). „Lange tijd was De Witt voor de één een held, maar voor de ander een schurk. Samen met zijn broer Cornelis leidde De Witt de staatsgezinden en keerde ze zich tegen de Oranjes. Cornelis werd beschuldigd van hoogverraad. Toen Johan zijn broer in uit de Haagse Gevangenpoort kwam ophalen, werden beiden op straat gelyncht door het volk. Lange tijd bleef de herinnering aan de gebroeders De Witt inzet van een partijstrijd tussen oranjegezinden en staatsgezinden. Pas toen in de negentiende eeuw die strijd minder heftig werd, ontstond er in brede kringen waardering voor De Witts grote verdiensten, waaronder zijn beleid dat erop gericht was de handelsbelangen van de Republiek te bevorderen.”
Hoe verbeeld je een held? Die vraag zorgde voor menige discussie voorafgaand aan de oprichting van een standbeeld.
Onenigheid over het ontwerp van een eerbetoon aan Willem van Oranje leidde er halverwege de negentiende eeuw zelfs toe dat Den Haag twéé standbeelden van de Vader des Vaderlands kreeg. „De vraag die destijds Nederland als het ware in twee kampen verdeelde, was: Is Willem van Oranje vooral een staatsman of een krijgsman? Een commissie koos voor een standbeeld van Willem van Oranje als staatsman die symbool staat voor de nationale eenheid, tolerantie en godsdienstvrijheid. Dat beeld staat sinds 1848 op het Plein, bij het Binnenhof.
Koning Willem II was echter niet zo te spreken over dat standbeeld. Hij vond dat Willem van Oranje te veel als geleerde werd afgebeeld. Willem II wilde dat Willem van Oranje vooral zou worden herinnerd als strijdlustig krijgsman. Willem II stond zelf bekend als ”de held van Waterloo”: hij was gewond geraakt in de strijd tegen Napoleon in 1815. Via een beeldhouwer kreeg Willem II een ontwerp van een standbeeld van Willem van Oranje te paard onder ogen. De Vader des Vaderslands als veldheer, in harnas gestoken. Willem II was zo enthousiast dat hij het ruiterstandbeeld uit eigen zak betaalde en in 1845 voor zijn Paleis Noordeinde neerzette. Dat was drie jaar voordat het andere standbeeld van Willem van Oranje op het Plein werd onthuld.”
Held
De ene held is de andere niet, beseft Van Tilborg. „Drees wordt geëerd omdat hij moreel-ethisch goede afwegingen maakte. Willem van Oranje kreeg een standbeeld omdat hij tegen de Spanjaarden vocht en een samenbindende staatsman en groot strateeg was. De voetbalheld kwam pas in de vorige eeuw op.”
Zo besteedt de expositie aandacht aan het standbeeld van de Haagse profvoetballer Aad Mansveld (1944-1991). Is het wel passend een getalenteerde sporter een held te noemen? Van Tilborg: „De maatschappij bepaalt wie ze wil vereren. Natuurlijk is iemand die zijn leven opoffert ten gunste van anderen een andersoortige held dan een bekende sportman. Feit is wel dat voetballer Mansveld veel Hagenaars inspireerde. Hij groeide op in een Haagse volkswijk, had een onwrikbaar zelfvertrouwen en altijd voorop gaan in de strijd. Als voetballer was hij bikkelhard en tegelijk technisch heel vaardig.”
Mandela
Wat is het favoriete standbeeld van Van Tilborg? „Nelson Mandela (1918-2013), de Zuid-Afrikaanse antiapartheidsstrijder. De man die pleitte voor vrede en verzoening. Zijn standbeeld, gemaakt door kunstenaar Arie Schippers, staat sinds 2012 in Den Haag. Bijzonder vind ik dat Mandela niet op een voetstuk, maar met beide benen op de grond staat. Hij is niet in een heroïsche pose afgebeeld, maar in een wandelhouding. Dat is een verwijzing naar zijn autobiografie met de titel ”A long walk to freedom” (Een lange tocht naar vrijheid). Mandela loopt trots en zelfverzekerd als het ware zijn idealen tegemoet. Het is ook een herinnering aan het moment dat hij na jarenlange gevangenschap op het Zuid-Afrikaanse Robbeneiland in vrijheid werd gesteld.”
„Soms weerstand tegen standbeeld”
De komst van een standbeeld stuit meer dan eens op verzet. Zo verhinderde een conservatieve beweging dat er in Den Haag een beeld van de liberale staatsman Thorbecke verrees.
„De conservatieven waren geen fan van Thorbecke. Ze hadden, zo leek het, allerlei oneigenlijke argumenten om maar te voorkomen dat zijn standbeeld in Den Haag zou verrijzen. Zo zou er geen goede plaats zijn om het beeld neer te zetten en zou er geen geld beschikbaar zijn”, zegt prof. dr. Henk te Velde, hoogleraar vaderlandse geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Hij spreekt morgen op een symposium naar aanleiding van de expositie ”Held op sokkel” in Den Haag.
Gekrakeel
De komst van een standbeeld van Spinoza, een van Nederlands bekendste filosofen, had heel wat voeten in de aarde in Den Haag. „Er ontstond nogal wat gekrakeel onder mensen die weinig moesten hebben van Spinoza. De grootste voorvechter van een standbeeld, Spinozabiograaf Johannes van Vloten uit Deventer, was een omstreden figuur. Van Vloten was een radicale liberaal en koesterde atheïstische denkbeelden.”
Dat er in Nederland halverwege de negentiende eeuw her en der standbeelden verrezen, heeft te maken met de opkomst van het liberalisme, denkt Te Velde. „In Nederland, vanouds een protestantse natie, bestond met name de cultuur van het woord. Het beeld speelde niet zo’n grote rol. De liberalen hechtten toch waarde aan het beeld. Ze onderstreepten er hun politieke programma mee. Liberalen vonden dat standbeelden van bekende landgenoten dienden als extra onderwijs aan het volk. Bijvoorbeeld over de ontstaansgeschiedenis van ons land.”
Kuyper
Het is een „mooie Nederlandse traditie” dat initiatieven voor standbeelden doorgaans niet van staatswege komen, maar van particulieren, zegt Te Velde. „Als groepen in de samenleving een standbeeld of monument willen oprichten, moet de overheid daar serieus aandacht voor hebben en bijvoorbeeld openbare ruimte beschikbaar stellen. Je kunt denken aan een monument ter herinnering van de afschaffing van de slavernij, een standbeeld voor een voetbalheld, of het standbeeld van de antirevolutionaire voorman Abraham Kuyper in Maassluis.”
Wat een favoriet standbeeld is van Te Velde? „Aansprekend vind ik het wat abstracte standbeeld van koningin Wilhelmina bij Paleis Noordeinde in Den Haag. Het beeld is gemaakt door Charlotte van Pallandt. Wilhelmina straalt onverzettelijkheid uit.”