Bijzonder volk
Rom. 11:25c/26a
„Totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden.”
De Heere belooft in Zefanja 3:18: „De bedroefden om der bijeenkomst wil zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een last op haar.” Het is inderdaad een eigenaardige omschrijving van de verachte staat van de Joden in deze tijd. „Zie, Ik zal te dien tijde al uw verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden (het Joodse volk, dat niet recht wandelt, omdat het God wil schijnen te dienen, terwijl het Zijn Zoon verloochent) behoeden en de uitgestotenen verzamelen, en Ik zal hen stellen tot een lof en tot een naam in het ganse land waar zij beschaamd zijn geweest (…) tot een lof onder alle volkeren der aarde, als Ik uw gevangenissen voor uw ogen wenden zal.” Zie, zo vele Schriftplaatsen pleiten voor de verwachting dat eens gans Israël zal zalig worden.
Het eerste lid van onze tekst, ten aanzien van de verharding van de Joden, is zo duidelijk over hen vervuld. We kunnen er des te vaster staat op maken dat God even getrouw in de vervulling van het laatste zal zijn.
Geen oordelen hebben dit volk tot hiertoe kunnen verdelgen. God bewaart hen voor afgoderij, waar zij vroeger zo naar overhelden, om hen niet te ver van Zich te doen afwijken. Zij houden nog vast aan Mozes en de profeten, opdat zij eens de Messias daaruit zouden leren kennen.
Petrus Curtenius, predikant te Amsterdam
(”De zwaarste plaatsen der brieven van Paulus”, 1766-1777)