„Je kunt niet om religie heen”
Religie moet meer aandacht krijgen in het ontwikkelingsbeleid, stelde minister Van Ardenne van Ontwikkelingssamenwerking vorig jaar in een notitie aan de Kamer. Die debatteert er vandaag over. „Doordat westerlingen weinig oog hadden voor de rol van religie in het Zuiden, is veel hulp mislukt.”
Minister Van Ardenne wil en kan er niet om heen: Het betrekken van religie en godsdienstige leiders bij het ontwikkelingsbeleid vergroot de effectiviteit ervan. Ze noemt in haar notitie tal van voordelen: Religieuze leiders zetten zich vaak in voor het behouden of herwinnen van vrede in oorlogsgebieden, religie helpt bij de aanpak van de aids-problematiek, bij de bestrijding van corruptie en bij het bevorderen van goed bestuur. Daarnaast kunnen religieuze bewegingen een belangrijke rol spelen bij het tegengaan van drankmisbruik en van geweld in gezinnen.
ChristenUnie-kamerlid Huizinga-Heringa, op wier verzoek de notitie totstandkwam, kan zich helemaal vinden in de aanpak van Van Ardenne. „Als je het ontwikkelingsbeleid wilt laten aansluiten bij de mensen, kun je niet om godsdienst heen. Religie motiveert mensen en zet hen in beweging. Als je hun godsdienst daarentegen negeert, doe je alsof die kant van de mensen niet bestaat.”
Ze constateert dat het ontwikkelingsbeleid zich voorheen vooral richtte op de overheid en op het individu. Met de aandacht voor de kerken in het maatschappelijk middenveld komt daar verandering in. B. Boer, hoofd buitenland van hulporganisatie Kerkinactie, ondersteunt die wijziging. „De grote aandacht voor religie is absoluut nieuw”, stelt hij. „Mensen uit het Noorden hadden vaak weinig oog voor de rol van religie in het Zuiden. Ze dachten dat ontwikkelingssamenwerking een seculiere aangelegenheid is. Door die insteek is ontzaglijk veel werk mislukt.”
In Afrika heeft religie juist een centrale plaats, stelt Boer. Hij vindt dat het beleid moet aansluiten bij de bestaande godsdienstige structuren. „Dan heb je veel meer kans dat de plannen aanslaan, omdat het dan activiteiten zijn die worden gedragen door bestaande organisaties. Nieuwe instellingen in het leven roepen, is maar ten dele succesvol.”
Bij Kerkinactie is het betrekken van religieuze leiders bij ontwikkelingshulp allang praktijk. „We doen niet anders dan met kerken in Afrika en Azië samenwerken”, zegt Boer. „Dat is onze kerntaak.” Ook Cordaid werkt op die manier. In het kader van vredesopbouw in conflictgebieden zoekt en steunt de organisatie religieuze leiders die gematigdheid preken en die de dialoog tussen bevolkingsgroepen aangaan, legt woordvoerder J. de Voogd uit.
Minister Van Ardenne gaf dinsdag tijdens een bijeenkomst in Amsterdam alvast een concrete uitwerking van haar plan. Ze wil religieuze leiders inzetten om vrouwenrechten te bevechten. „Religie is een positieve kracht in de samenleving”, lichtte ze toe. De minister erkende dat in nogal wat religies vrouwen klein worden gehouden en dat er uitwassen zijn, zoals besnijdenis. Maar juist religieuze leiders die binnen hun achterban het debat over seksualiteit en voortplanting willen aangaan, kunnen daar verandering in brengen, verwacht ze.
Zware kritiek valt haar ten deel van de zijde van GroenLinks. „In heel veel ontwikkelingslanden speelt religie een conserverende rol”, vindt kamerlid Karimi. Ze ziet niets in meer aandacht voor godsdienst in het ontwikkelingsbeleid. „Ik snap niet waar dit vandaan komt”, valt ze uit. „Ik maak me zorgen over de manier waarop de rooms-katholieke kerk en de islam omgaan met seksualiteit”, licht Karimi toe. „Neem bijvoorbeeld vrouwenbesnijdenis. Je moet zeer kritisch zijn op religieuze leiders die dat goedpraten.”
Ze bepleit een radicaal andere aanpak. Nederland moet zich niet richten op kerkelijke kopstukken, maar juist op onderdrukte groepen, zoals vrouwen en jongeren. „Die hebben veel steun nodig om zich te verweren tegen een institutie zoals de kerk en tegen de traditie.”
Huizinga is het daar totaal niet mee eens. „Een ongelooflijke zwartwitbenadering. Alsof bijvoorbeeld onderdrukking van vrouwen alleen maar met religie te maken heeft. Je kunt die vrouwen slechts via hun godsdienst bereiken. Daarin vind je de aanspreekpunten. Mensen uit hun religie trekken en individueel benaderen, werkt niet.”
Ze erkent dat religie vaak wordt misbruikt om mensen tegen elkaar uit te spelen. „Maar”, verdedigt Huizinga, „godsdienst is niet de oorzaak van bijvoorbeeld een oorlog. De schuld ligt bij het boze hart van de mensen zelf.”