Israël zélf
Romeinen 11:25
„Totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden.”
In onze tekst wordt als verklaring toegevoegd: „En alzo zal geheel Israël zalig worden.” Verscheidene uitleggers verstaan hier onder „geheel Israël” de gehele kerk, of het Israël Gods naar de geest, uit Joden en heidenen samengevoegd. Maar behalve dat men niet gemakkelijk een plaats uit het Nieuwe Testament zal aanwijzen waar de naam ”Israël” Gods Kerk, met insluiting van de heidenen, betekent, zo was het voor de Romeinen ook geen verborgenheid als de apostel hun bekend had willen maken dat het gééstelijk Israël behouden moest worden. Dit werd in die tijd reeds vervuld en het was nooit door iemand die zich christen noemde, ontkend. Bovendien brengt Paulus de verborgenheid van onze tekst naar voren met het doel dat de heidenen zich niet zouden beroemen boven de Joden. Als hij hier nu met ”Israël” ook de kerk uit de heidenen had bedoeld, dan had hij de heidenen daardoor zeker nog meer stof gegeven om zich te verheffen. Want dan zouden zij in de plaats van de afgebroken takken, door de verharding van het grootste deel van de Joden, zijn ingeënt. Neen, het moest juist strekken om hun hoogmoed te vernederen! Verder moet opgemerkt worden dat de naam Jakob in het slot van vers 26 ons alleen bepaalt bij Jakobs vleselijke nakomelingen, waarom zij in vers 28 de beminden om der vaderen wil worden genoemd.
Petrus Curtenius, predikant te Amsterdam (”De zwaarste plaatsen der brieven van Paulus”, 1766-1777)