Regering moet meer doen dan alleen dialoog voeren
De vervolgnotitie over de internationale bescherming van godsdienstvrijheid, die morgen in de Kamer wordt besproken, biedt een goede inventarisatie van de trieste situatie waarin veel gelovigen verkeren. Wat Nederland daaraan wil gaan doen, blijft echter vooralsnog in vage algemeenheden steken, stellen Tineke Huizinga-Heringa en Arie de Pater. Zij pleiten voor een meer concreet en meetbaar beleid van de regering.
Morgen bespreekt de Tweede Kamer de ”Vervolgnotitie internationale bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging”. Volgens deze notitie is de naleving van de vrijheid van godsdienst of overtuiging in de afgelopen jaren niet verbeterd. Een trieste constatering. Daar mag het echter niet bij blijven. Juist daarom zou de Nederlandse regering wel wat meer ambitie mogen tonen en zich niet moeten beperken tot een vrijblijvende dialoog.
Volgens de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens moet iedereen, alleen of met anderen, in alle vrijheid zijn geloof kunnen belijden en vanuit dit geloof zijn leven vorm kunnen geven. Deze verklaring is door bijna alle landen ter wereld ondertekend. Toch worden volgens de laatste rapportage van Open Doors (februari 2004) naar schatting 200 miljoen christenen in de wereld vervolgd vanwege hun geloof, terwijl zo’n 200 tot 400 miljoen christenen om hun geloof gediscrimineerd worden. Het recht op godsdienstvrijheid is dus geen vanzelfsprekendheid!
Het spreekt vanzelf dat het ons niet alleen gaat om de positie van (verdrukte) christenen. Iedereen heeft het recht om vanuit zijn godsdienst of overtuiging zijn leven in te vullen.
Niet verbeterd
In december 2003 bracht het ministerie van Buitenlandse Zaken de ”Vervolgnotitie internationale bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging” uit. In een unaniem door de Tweede Kamer aanvaarde motie van de ChristenUnie was om deze vervolgnotitie gevraagd. Deze notitie is een vervolg op een in 1998 verschenen notitie over hetzelfde onderwerp. Die eerste notitie gaf een overzicht van de instrumenten die Nederland bezit om dit recht op de vrijheid van godsdienst of overtuiging te bevorderen. De vervolgnotitie van december gaat meer in detail in op de situatie van gelovigen.
Volgens de vervolgnotitie is „de naleving van de vrijheid van godsdienst of overtuiging in de afgelopen jaren niet verbeterd.” In verschillende delen van de wereld -maar ook binnen Europa- is het slecht gesteld met de vrijheid van godsdienst.
In veel (moslim)landen wordt de bejegening van niet-moslims, onder wie veel christenen, grimmiger. Ook in landen met een atheïstisch, autoritair regime -zoals Noord-Korea, Vietnam en Laos- worden religieuze stromingen als staatsgevaarlijk verdrukt. In Centraal-Azië wordt het niet-geregistreerde religieuze bewegingen veelal onmogelijk gemaakt hun geloof openlijk te belijden.
Vrijheid van godsdienst betekent ook de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen. Het is een groot probleem dat dit recht vooral in veel islamitische landen niet wordt erkend.
Wassen neus
Nederland heeft graag een voortrekkersrol als het gaat om de naleving van het recht op godsdienstvrijheid. Daarom hebben we ook vol spanning uitgezien naar de vervolgnotitie van de minister van Buitenlandse Zaken. Na een redelijk gedetailleerd overzicht over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in de wereld en de constatering dat de situatie niet is verbeterd, blijft de notitie echter steken in een algemeen pleidooi voor dialoog. Daar zet de minister hoog op in, in een poging de positie van gelovigen wereldwijd te verbeteren. Zo wordt op Europees niveau een mensenrechtendialoog gevoerd met China, Vietnam en Iran. Waar deze dialoog toe heeft geleid, wordt in de notitie echter niet duidelijk.
Wij zijn het met hem eens dat het voeren van een dialoog goed is, maar is dat alles? Wij denken dat er ijkpunten moeten worden opgesteld aan de hand waarvan beoordeeld kan worden wat de dialoog concreet oplevert. Anders dreigt het een wassen neus te worden.
Ook wil de minister graag de dialoog bevorderen tussen de verschillende religies in landen waar het recht op godsdienstvrijheid wordt geschonden. Hiermee zouden spanningen in de samenleving moeten worden voorkomen c.q. weggenomen. Nodig is wel dat de overheden uitstralen dat ieder het recht heeft op zijn eigen godsdienst of overtuiging.
Voor concrete politieke actie om gelovigen te beschermen wijst de minister naar verschillende internationale organisaties waarvan Nederland deel uitmaakt. Is dat voor een voortrekker niet erg terughoudend?
Bundeling van krachten
Voorafgaand aan het Nederlandse voorzitterschap van verschillende organisaties (OVSE, Raad van Europa en de Europese Unie) heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken een aantal concrete doelstellingen geformuleerd. Op die doelstellingen mocht het ministerie na afloop worden afgerekend. Wij betreuren het dat dergelijke (meer of minder ambitieuze) doelstellingen in deze vervolgnotitie ontbreken.
Het is duidelijk dat een internationale bundeling van krachten tegen schendingen van het recht op godsdienstvrijheid effectiever is dan solistisch optreden van Nederland. Maar dat mag geen reden zijn voor een afwachtende houding.
Nederland vindt godsdienstvrijheid belangrijk. Om die reden moet zij een belangrijk en geïntegreerd onderdeel worden van ons buitenlands beleid. Daarbij is wat ons betreft een belangrijke rol weggelegd voor de Nederlandse mensenrechtenambassadeur. Wij zouden het toejuichen als deze jaarlijks in de Kamer verslag zou uitbrengen van zijn of haar inspanningen, eventueel gekoppeld aan een (twee)jaarlijkse actualisering van de huidige vervolgnotitie.
Maar het zou in onze ogen nog sterker zijn als er op Europees niveau een mensenrechtenambassadeur of zelfs een ambassadeur voor godsdienstvrijheid zou worden aangesteld. Het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van dit jaar biedt daarvoor wellicht een goede mogelijkheid en heeft daarmee dan direct een concrete doelstelling ten aanzien van dit dossier.
Concreet beleid
Nederland besteedt traditioneel veel aandacht aan de bescherming van godsdienstvrijheid en wil die naam graag hooghouden. Maar dat vraagt wel om concreet en meetbaar beleid. De vervolgnotitie biedt een goede inventarisatie van de trieste situatie waarin veel gelovigen (onder wie veel van onze broeders en zusters!) verkeren. Wat Nederland daaraan wil gaan doen, blijft echter vooralsnog in vage algemeenheden steken.
De auteurs zijn respectievelijk Tweede-Kamerlid voor de ChristenUnie en directeur van de christelijke mensenrechtenorganisatie Jubilee Campaign NL.