„Wij bidden als gezin voor hen dat ze Jezus mogen leren kennen”
APELDOORN (RD). Eerder deze maand vroeg de redactie via de krant en op Facebook hoe lezers zich inzetten voor vluchtelingen. Op diverse manieren wordt hulp geboden, zo blijkt. De ervaringen zijn overwegend positief. Een selectie uit de reacties.
Katrien Schouten (Opperdoes): „Wij kregen een aantal maanden geleden een brief van stichting VluchtelingenWerk Noordwestholland dat er voor een vluchtelingengezin dat in het dorp kwam wonen een vrijwilliger werd gezocht die hen wilde begeleiden om goed te kunnen functioneren in de samenleving. Deze brief sprak mij zo aan dat ik mij heb gemeld. Het gezin begeleid ik nu sinds april. Ik regel een school voor de kinderen, huisarts voor de familie, tandarts en kijk naar de post en leg die uit. Het is een gezin van vader en moeder en vier kinderen, de jongste is vorige week geboren. Ik heb de vrouw vaak begeleid naar de verloskundige en later naar het ziekenhuis.
De familie woont grotendeels nog in Libië. Het is daar absoluut niet veilig. En dan de bootreis. Het is een wonder dat het gezin compleet is en dat zij veilig aangekomen zijn!
Ik dit doe dit vooral omdat Jezus ons ertoe oproept om de naaste te zien en hen te helpen waar nodig. Door hen te begeleiden krijg je echt een band. Zij zijn islamitisch, ik heb uitgelegd dat wij christen zijn. Wij bidden als gezin voor hen dat ze Jezus mogen leren kennen.”
Eveline Neeleman (Hendrik-Ido-Ambacht): „Bij mij is het helpen van vluchtelingen zo’n veertien jaar geleden begonnen toen hier in Ambacht een asielzoekerscentrum (azc) kwam. Ik deed bezoekwerk en hielp mee met het kinderevangelisatiewerk.
Het azc sloot na een aantal jaren. Weer enkele jaren daarna heb ik mijn vriend ontmoet, een vluchteling uit Irak. Vorig jaar is hij een paar keer terug geweest om vluchtelingen in Noord-Irak te helpen. Daar heeft hij zeven kinderen zonder ouders ontmoet die gevlucht waren voor IS.
Deze kinderen ondersteunen wij nu financieel. We staan daarvoor op braderieën, verkopen spullen via Marktplaats en via onze Facebookpagina.”
Christian van der Spek: „Met mijn vrouw heb ik mij deze vakantie ingezet voor de bootvluchtelingen op Lesbos, Griekenland. Via Stichting Hulpactie Bootvluchtelingen zijn we van 25 augustus tot 1 september aan het werk geweest om vluchtelingen uit zee te helpen, water te verstrekken, soms droge kleren aan te bieden et cetera.
’s Avonds gingen we de mensen langs die op straat sliepen om te checken of ze medische hulp nodig hadden. Met mijn verpleegkundige achtergrond heb ik veel kunnen doen wat dat betreft, maar met een handjevol vrijwilligers hebben we ook weer niet genoeg kunnen doen.”
Carin van Essen, Apeldoorn: „Mijn inzet begon al als kind toen mijn ouders zich inzetten voor Vietnamese vluchtelingen. Dat was best een offer, hoor. De lychees vond ik het positiefste aspect als kind.
Toch treed ik nu al jaren in hun voetsporen. Ik heb een Angolese minderjarige asielzoeker als een soort pleegdochter in mijn hart gesloten. Haar beide ouders zijn vermoord. In de afgelopen tien jaar deelden we vreugde en verdriet en hielp ik met procedures, financiën, maar ook gewoon met alledaagse dingen: de steun die een gezin normaliter geeft.
Een paar jaar geleden kwam daar nog een Iraanse vrouw bij. Een superlief mens, maar o wat heeft ze veel meegemaakt. Er gewoon zijn, theedrinken, samen huilen, koken, haar meenemen op een fietstocht of naar de rommelmarkt. Het heeft ons leven als gezin verrijkt.”
Pauline van Helden (Ede): „Ik doe vrijwilligerswerk op het azc in Amersfoort. Vanuit de gereformeerde gemeente hebben we een jongensclub opgezet om hun een ontspannende, zorgeloze avond te geven. Als team vinden we het belangrijk om Gods liefde te laten zien aan de jongens. In mijn omgeving (kerk, jeugdvereniging, school) mis ik dit vaak. Zo worden er door jongeren filmpjes van Wilders op Facebook gedeeld en ouders vinden het niet goed als hun kinderen omgaan met anders gelovigen of ‘gekleurden’. Dit vind ik heel erg. Ik begrijp dat er zorg van ouders achter zit, maar helemaal realistisch is het niet.”