Meditatie: Pinksterleven
Hebreeën 6:10
„Want God is niet onrechtvaardig, dat Hij uw werk zou vergeten en de arbeid der liefde, die gij aan Zijn Naam bewezen hebt, als die de heiligen gediend hebt en nog dient.”
Hoe zou God Zijn liefde tot de heiligheid doen blijken voor het oog van alle redelijke schepselen, als Hij de onderhouding van Zijn geboden niet beloonde? Daarmee vereert en verheerlijkt God Zichzelf dat Hij eert wie Hem eren, alsook in het straffen der zonden. Het is ook in het bijzonder tot aanmoediging van Gods volk, in het lijden, strijden en werken voor de Heere en Zijn zaak, dat Hij dit zo rijkelijk beloont.
Maar waarin toont God dat? Welke eer brengt God Zijn volk toe? Het is veeltijds een verachte hoop in de wereld, versmaad van het volk. De eer, staat en rijkdommen van deze wereld zijn toch zelden het lot van de godzaligen. De ondervinding leert dat wie wat doet voor de zaak van Christus, tot verdediging van de waarheid, godsvrucht, en tot uitbreiding van Gods Koninkrijk, die heeft alle smaad, laster, vijandschap en nijdigheid te wachten. Hoe is het dan waarheid: „die Mij eren, zal Ik eren?” Wij antwoorden: de Heere zegt niet: „Die zal Ik de eer der mensen doen genieten”, maar de Heere zegt: „Die zal Ik eren”. En dat zal veel groter heil zijn, om van God geëerd te worden, dan van alle mensen. Van de mensen geëerd te worden maakt dikwijls zulke mensen slechter. Maar die God eert, maakt Hij beter, heiliger en wijzer.
_Johannes Groenewegen,
predikant te Werkendam
(”Verzameling van veertien preken”, 1766)_