Jemen nog lang niet veilig voor christenen
Christenen in Jemen hadden het voor het uitbreken van de burgeroorlog in Jemen al moeilijk. Sinds Huthi-rebellen naar de macht grepen, is de situatie in het land sterk verslechterd.
In het door islamieten gedomineerde Jemen waren christenen altijd al in de minderheid. Minder dan 1 procent van de 25 miljoen inwoners stond als christen te boek.
Sinds mei 2014 is Jemen verwikkeld in een burgeroorlog. De door Iran gesteunde Huthi-rebellen wisten de Jemenitische overheid omver te werpen. De regering van president Saleh was het Westen altijd goedgezind. Kerken die door de overheid gedoogd werden, worden nu echter gezien als symbolen van het Westen, en daarmee van alles wat Allah verboden heeft. Er is dan ook geen enkel kerkgebouw in Jemen te vinden dat het afgelopen jaar onbeschadigd bleef.
Ondertussen valt een coalitie van Arabische landen, onder leiding van Saudi-Arabië, doelen in Jemen aan. De landen willen daarmee de invloed die Iran in het land heeft, terugdringen. Of deze aanvallen voor christenen een ommekeer teweegbrengen, is zeer de vraag. Saudi-Arabië staat dit jaar op de twaalfde plaats van de ranglijst christenvervolging van Open Doors; nog iets hoger dan Jemen, dat op plaats veertien staat.
Volgens Open Doors leven de weinige christenen die het land telt meer dan ooit ondergronds. Een ander deel heeft het afgelopen jaar het leven gelaten. De organisatie kent verhalen van christenen die zijn aangevallen, ontvoerd of gedood. Enkele honderden moslimbekeerlingen moeten hun geloofsovertuiging geheim houden. Van deze groep is een deel erin geslaagd om te vluchten, zo blijkt uit uitlatingen van vluchtelingen op sociale media.
Voor de burgeroorlog in Jemen kende het land een klein aantal kerken die door de overheid erkend werden. De meeste kerkgangers waren gastarbeiders uit Ethiopië, Eritrea en Somalië. Het aantal protestantse kerken in het land daalde sinds Jemen in 1967 onafhankelijk werd van Groot-Brittannië heel geleidelijk.
Op aandringen van de overheid ging in 2004 het zendingsziekenhuis van de Amerikaanse Zuidelijke Baptistenkerk in de stad Jibla over in moslimhanden. Twee jaar daarvoor had een moslimradicaal het vuur geopend in de kliniek en daarbij drie artsen vermoord.
De enige nog overgebleven protestantse kerk is de anglicaanse kerk in Aden, een havenstad die in 1967 nog 22 kerken telde. Daarvan waren er tot deze week nog vier over. Maar het kan snel gaan: onbekenden beschadigden dinsdag de rooms-katholieke St.-Jozefkerk in het centrum van de stad, zo bevestigde een inwoner tegenover het Franse persbureau AFP. Gisteren poogden gemaskerde mannen het werk af te maken. Ze staken het gebouw in brand.
Het feit dat juist het gedeelte van Aden waar de kerk stond in handen is van regeringsgetrouwe troepen, doet vrezen dat christenen op hun hoede moeten blijven. Want ondanks het feit dat de Jeminitische premier Bahah en verscheidene ministers gisteren na een tijdelijk verblijf in Saudi-Arabië terugkeerden naar Aden, is het daar voor christenen nog allerminst veilig.
Ontvoeringen Jemen eisen hun tol
Ontvoeringen om geld zijn in Jemen van alle tijden. De laatste jaren voor de burgeroorlog in Jemen werden vooral westerse christenen daarvan het slachtoffer. De meesten van hen overleefden het niet. Een bekend voorbeeld zijn de Duitse ontwikkelingswerkers Johannes en Sabine Hentschel. Ze trokken met hun drie kinderen in 2009 naar Jemen. Op 12 juni van dat jaar werden de protestants-christelijke Hentschels, samen met drie andere christenen, ontvoerd. Behalve de Henschels bestond de groep uit de Duitse nichtjes Anita Grünwald en Rita Stumpp en een Zuid-Koreaanse lerares. Grünwald en Stumpp, verpleegkundigen, deden vrijwilligerswerk in Jemen. Kort na de ontvoering werden hun lichamen, samen met dat van de Zuid-Koreaanse lerares, gevonden in een greppel. Twee kinderen van het ontvoerde echtpaar Hentschel –Lydia en Anna– kwamen in 2010 vrij. Van de drie andere gezinsleden ontbrak ieder spoor. Na vijf jaar werd in september 2014 duidelijk dat de drie zijn vermoord.