„En van dezen heeft ook Henoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen.”

De Heere zal met vuur en met Zijn zwaard in het recht treden (Jesaja 66:16). „Daarom dat Hij een dag gesteld heeft, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen” (Handelingen 17:31a). „God zal de rechtvaardige en de goddeloze oordelen” (Prediker 3:17a). „En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God” (Openbaring 20:12a). De machtige koningen en heren der wereld alsook de arme bedelaars.

De rechters der aarde die over anderen gevonnist hebben, zullen voor de Rechter der gehele wereld staan en rekenschap van hun waargenomen ambt moeten geven, hoe ze recht en gerechtigheid gehandhaafd hebben. Leraars en predikers moeten er rekenschap van geven hoe ze hun kudde geweid hebben en met leer en leven zijn voorgegaan. Ook hoe ze het Woord aangenomen en hoe zij daarnaar geleefd hebben. Met één woord: allen, zonder onderscheid, zullen voor deze grote rechtbank en vierschaar verschijnen. „Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus” (2 Korinthe 5:10a). Wat zal dat een grote en algemene landdag zijn! Een dag waarop alle mensenkinderen bijeen vergaderd zullen worden. Daar zal het om wat meer dan om kronen en scepters te doen zijn.

Doch zoals alles wat er geschiedt zijn tijd heeft, zo ook het laatste oordeel. Henoch spreekt daarvan in het algemeen en noemt geen jaar, dag noch uur, maar zegt alleen: „De Heere is gekomen” of: „De Heere komt.”

Koenraad Mel, predikant te Hersfeld (”Bazuinen der eeuwigheid”, 1752)