Begin augustus vonden Amerikanen in Irak granaatscherven waarop sporen van mosterdgas werden aangetroffen. Dat projectiel was afgeschoten op Koerdische milities. Hoewel een Amerikaanse generaal op 21 augustus toegaf dat de vondst geen definitief bewijs vormde, was dat wel het eerste signaal dat IS chemische wapens gebruikt.

De Koerdische veiligheidsdiensten (KRSC) in de regio maken zich nadrukkelijk zorgen over de inzet van gifgas. „Het aantal aanvallen waarbij vermoedelijk gifgas wordt gebruikt neemt toe. Het incident in Mosul toont dit aan”, aldus de KRSC. „De escalatie van dit soort aanvallen baart ons grote zorgen en we roepen de internationale coalitie op om de Peshmerga materialen te leveren waarmee ze zich beter kunnen beschermen.”

Twee andere incidenten worden nog onderzocht. Mogelijk is er medio augustus in Syrië ook gifgas ingezet. Artsen zonder Grenzen nam daar vier personen op die symptomen hadden van een gifgasaanval. Het gaat om een gezin van een vader en een moeder, een meisje van drie jaar oud en een baby van vijf dagen.

Het gezin kwam uit de plaats Marea, ten noorden van Aleppo, op zo’n 20 kilometer van de Turks-Syrische grens. Hun huis werd getroffen door een granaat tijdens een week van hevige gevechten. Ook toen was er veel gele rook te zien. Het is echter niet zeker of de granaat in dat huis afkomstig was van IS, of van de Koerdische strijders in dat gebied.

De Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) in Den Haag noemt de ontwikkelingen rond de inzet van chemische wapens door IS in Irak zorgwekkend. De organisatie kan echter niet in actie komen voordat er een officieel verzoek tot onderzoek komt van de regering in Bagdad of de Verenigde Naties.