Prof. Paul spreekt voor GB-studenten over ”De actualiteit van de tien en de twee stammen”
ELSPEET. De Heere blijft trouw aan wat Hij beloofd heeft en begonnen is, maar dat kan door het oordeel heen gaan. Volgens prof. dr. M. J. Paul moet het patroon van Gods handelen in de geschiedenis van Israël ons bescheiden én hoopvol maken.
De Gereformeerde Bond houdt tot donderdag in conferentiecentrum Mennorode in Elspeet een studieweek voor theologiestudenten. Centraal staat het thema ”De identiteit en de roeping van de kerk van Christus in de 21e eeuw”. Prof. Paul, hoogleraar Oude Testament in Leuven en docent aan de Christelijke Hogeschool Ede, ging maandagavond in op ”De actualiteit van de tien en de twee stammen”.
Na een beschouwing van de manier waarop er in het Oude Testament over het volk van God gesproken wordt, komt prof. Paul tot de conclusie dat de kerk niet met Israël begint, en ook breder is dan het volk Israël alleen – al is er wel eeuwenlang een grote concentratie op dit volk.
Volgens de spreker zijn de profetieën uit het Oude Testament allereerst gericht op het overblijfsel van Israël en Juda. „Toch zijn er ook beloften dat de volken zullen delen in Gods zegen voor Zijn volk Israël. Het blijft voor ons van belang om het onderscheid en de verbindingen tussen beide groepen te beseffen.”
De Bijbel heeft het over diverse verbonden, stelt prof. Paul. „Het is van belang dat we zien dat ook in de nieuwtestamentische teksten het nieuwe verbond de opvolger is van het verbond aan de Sinaï, en niet direct van andere verbonden. Het verbond met Abraham is niet vervangen en blijft nog steeds gelden.”
Dat brengt hem tot de conclusie dat de christelijke gemeente niet volgroeid kan zijn zonder „de oudste broeder Israël.” De aardse beloften hebben geestelijke aspecten, maar blijven ook in alle concreetheid staan. Dat heeft gevolgen voor de Bijbeluitleg. Volgens prof. Paul is er in de Bijbel sprake van een „concretere toekomstverwachting” dan in onze belijdenisgeschriften zichtbaar wordt. Wat Israël betreft is het ook Paulus’ verwachting (Rom. 11) „dat er in de toekomst nog grote dingen zullen gebeuren. Veel beloften uit het Oude Testament zullen dan in vervulling gaan.”
De christelijke gemeente uit de volken is mede-erfgenaam, medeburger, mededeelgenoot van Gods belofte in Christus. De geschiedenis van de tien en de twee stammen heeft de kerk iets te zeggen: „De Heere blijft zeker trouw aan wat Hij beloofd heeft en begonnen is, maar dit kan wel door het oordeel heen gaan. Steeds weer blijkt dat Gods volk tot geringe omvang teruggebracht kan worden, en dat in het overblijfsel de beloften vervuld worden.”
Het patroon van Gods handelen in de geschiedenis „moet ons bescheiden maken en laten beseffen dat de christelijke kerk in West-Europa niet vanzelfsprekend staande zal blijven. Maar dit patroon geeft ook uitzicht: zelfs door kleine aantallen heen vervult de Heere Zijn beloften. Enerzijds mogen we uitgaan van Gods onvoorwaardelijke liefde en trouw, en de zekere komst van Gods Koninkrijk, anderzijds reageert Hij op gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid, dus op de voorwaarden die Hij in zijn Woord bekend heeft gemaakt.”
Zie ook:
„Gereformeerde Bond moet profetisch in kerk staan”, Reformatorisch Dagblad (24 augustus 2015)