Theologen verdeeld over opvang vluchtelingen
Van het onverbiddelijk sluiten van de grenzen tot het bieden van opvang aan iedereen die binnenkomt: christenen zijn sterk verdeeld over wat een goede houding richting vluchtelingen is. Drie theologen gaan het gesprek aan over, zoals de Bijbel zegt, „vreemdelingen in uw poorten.”
Ze zitten met z’n drieën aan tafel in een zaaltje van de gereformeerde gemeente van Capelle aan den IJssel-Middelwatering: ds. W. Silfhout, predikant in die gemeente, ds. J. P. Ouwehand, directeur van de Gereformeerde Zendingsbond, en Lucas Hartong, evangelisch theoloog en tot vorig jaar Europarlementariër voor de PVV.
Alle drie hebben ze stevig nagedacht over de uitdaging van de komst van, soms vele, vluchtelingen. Maar dat betekent niet dat ze alle drie tot dezelfde conclusies komen. Soms knettert het even aan tafel, vooral tussen ds. Ouwehand en Lucas Hartong en vooral wanneer het gaat om de positie van „gelukszoekers” of het al dan niet speciale karakter van Nederland als natie.
Des te opvallender zijn de punten waarop de meningen eensluidend blijken. Voor het toelaten van échte vluchtelingen, wie dat dan ook wezen mogen, mag de vraag naar economisch nut geen rol van betekenis spelen, vinden alle drie. En: de kerk kan meer doen voor vluchtelingen, daarover is ook geen discussie. Maar verder lopen de meningen sterk uiteen, blijkt tijdens een gesprek aan de hand van zowel positief als negatief geformuleerde stellingen.
Stelling 1: Alleen echte vluchtelingen zijn welkom. Gelukszoekers komen er niet in.
Ds. Ouwehand: „Ik begrijp dat we niet iedereen kunnen toelaten in Europa, maar ik denk dat elke vluchteling, ook elke economische vluchteling, zou mogen rekenen op ons respect voor hem als mens en op ons begrip voor zijn motieven. Iemand die uit Centraal-Afrika hierheen komt, die alles opgeeft, is niet iemand die je mag wegzetten als een gelukszoeker. Dat is dan wel geen politieke vluchteling, maar wel echt een vluchteling.”
Ds. Silfhout: „Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er wel degelijk pure gelukszoekers bij zitten. En over opvang voor hen ben ik erg negatief. Dan moeten we de grens sluiten. Er moet van een zekere vervolging sprake zijn om hier een verblijfsvergunning te kunnen krijgen.”
Hartong knikt. „Ik ben het volstrekt met de stelling eens. Vrezen voor je leven in je thuisland, dat moet het criterium zijn om iemand te beoordelen.”
Ds. Ouwehand: „Ik zeg ook niet dat ze allemaal moeten blijven, maar onze houding tegenover deze mensen moet niet vol verachting zijn.”
Hartong: „Dat staat als een paal boven water. Maar twee belangrijke argumenten maken dat ik hier rechtlijnig in ben. Ten eerste zijn ze nodig in hun eigen land, en ten tweede nemen ze hier de plaats in die bedoeld is voor echte vluchtelingen. Kijk naar Duitsland: daar worden dit jaar 850.000 vluchtelingen verwacht. Dat is een ongelooflijk aantal. Zulke hoeveelheden zijn niet meer houdbaar. Rome is gevallen door de grote volksverhuizingen. Je hoeft niet harteloos te zijn, maar je moet wel kijken naar wat haalbaar is.”
Ds. Ouwehand: „Haalbaarheid is een keuze. Zijn onze pensioenen haalbaar? Ja, als je maar genoeg apart zet. In de Eerste Wereldoorlog waren hier zo’n miljoen Belgische vluchtelingen. Dat heeft geen grote onrust opgeleverd.”
Ds. Silfhout: „Bovendien gaat het er ook om of we bereid zijn wat in te leveren voor onze naaste. Die mentaliteitsverandering is echt nodig, en daar zie ik ook een belangrijke rol liggen voor de kerk. Wij hebben een plicht in de richting van vluchtelingen.”
Hartong: „Mits er wederkerigheid is; mits de vluchteling zich wil aanpassen.”
Ds. Silfhout schudt zijn hoofd. „De gewonde man die werd geholpen door de barmhartige Samaritaan kon geen wederkerigheid betonen. We moeten dat niet als voorwaarde stellen voor naastenliefde.”
Stelling 2: Nederlanders hebben recht op Nederland. Dit stukje aarde is niet voor anderen.
Ds. Ouwehand: „Ik vind dit een heel vreemde stelling. We horen vreemdelingen te zijn. Dat Nederland specifiek van ons zou zijn, is ook historisch gezien een volstrekt rare gedachte.”
Hartong: „Nou, de stelling is misschien wat overtrokken. Maar zoals ik geloof dat de Joden recht hebben op het land Israël, zo geloof ik wel degelijk dat wij niet voor niets op dit stuk land leven.”
Ds. Silfhout: „Wacht even; de beloften voor Israël kun je niet zomaar toepassen op Nederland en Duitsland.”
Ds. Ouwehand: „Sowieso moet je oppassen om etniciteit en grondgebied met elkaar te verbinden. Wij kennen geen eeuwenoud ras dat Nederlander heet. Je kunt het Nederlander-zijn hoogstens aan sociaal-culturele kenmerken ophangen.”
Hartong: „Daar ga ik verder in. Ik ben met trots Nederlander, al is dat absoluut niet op de bloed-en-bodem-manier van het nationaalsocialisme.”
Ds. Ouwehand: „Wat is het verschil dan?”
Hartong: „Dat, als Nederland ophoudt te bestaan, ik niet zou ophouden te bestaan als mens. Maar ik beschouw me wel degelijk als patriot. Als er een oorlog komt, wat God verhoede, zou ik met trots voor Nederland strijden.”
Ds. Silfhout werpt tegen: „Maar waar kun je trots op zijn? Dat is een brug te ver, vind ik. Ik ben soms bedroefd dat ik Nederlander ben.”
Hartong: „Ik ben trots op de Nederlandse ondernemerszin, op wat we hebben opgebouwd. Op de Nederlandse gastvrijheid ook. Ik vind het gevaarlijk om dat te ontkennen. De SGP bijvoorbeeld erkent dit wel degelijk. Ik kon in het Europees Parlement met SGP’er Belder altijd goed samenwerken op dit punt.”
Ds. Silfhout: „Ongetwijfeld, maar dat zal dan toch een strijd moeten zijn voor morele verworvenheden, niet voor Nederland als begrip.”
Ds. Ouwehand: „Jezus Zelf geeft Zijn leerlingen de opdracht te vluchten als Jeruzalem wordt aangevallen. Dat heeft volgens mij ook theologische waarde. Er is iets opgegeven en er is iets nieuws gekomen met Christus. We zijn deel geworden van een ander koninkrijk.”
Stelling 3: De meeste asielzoekers leveren geen positieve bijdrage aan de Nederlandse maatschappij.
Ds. Ouwehand neemt weer het voortouw: „Nee, dat is te erg. Die stelling gaan we niet doen, toch?”
Ds. Silfhout: „Deze is erg ongenuanceerd, inderdaad.”
Hartong: „Ik vind hem ook heftig. Als iemand een status heeft gekregen, kijk je niet naar nut. Maar tegelijkertijd: ik weet wel dat Somaliërs de lijst aanvoeren van werklozen in Nederland. En dat landen als Canada en de Verenigde Staten alleen mensen toelaten die kunnen aantonen iets toe te voegen.”
Ds. Ouwehand: „Dat is een heel ander verhaal. Dat gaat over arbeidsmigratie. Dan heb je het recht om grenzen te stellen. Maar dat mag enkele geen rol spelen als het gaat om vluchtelingen.”
Hartong: „Het zijn echter wel de economische migranten die de plaatsen innemen waar echte vluchtelingen hadden kunnen zitten. Maar inderdaad, voor echte vluchtelingen mag het economisch nut geen rol spelen.”
Stelling 4: Het oude Israël moest barmhartig omgaan met de vreemdeling in de poort. Wij dus ook.
Ds. Silfhout: „Eens. Het motief voor deze opdracht aan de Joden was dat ze zelf vreemdeling waren geweest in Egypte en zich dus goed konden inleven in deze positie. Later zien we bij de inwijding van de tempel dat Salomo voor vreemdelingen bidt en, dat is een beetje dubbel, zelfs heiligdommen voor hun goden bouwt. Daarmee konden ze hun eigen godsdienst praktiseren.”
Ds. Ouwehand: „Maar ik zie wel een verschil met toen. Als christenen leven we niet meer in een monocultuur zoals de Joden in Israël. Het geeft christenen geen pas te spreken van „ons land”, waar we mensen al dan niet toelaten. In plaats daarvan zijn we geroepen om aan iedereen die op onze weg komt barmhartigheid te bewijzen en iets van God te laten zien.”
Hartong: „Ik vind de stelling onvolledig en eenzijdig. Het is waar dat zowel het Oude als het Nieuwe Testament oproept tot gastvrijheid. Maar er werd van vreemdelingen wel verwacht dat ze de God van Israël gingen dienen. Met andere woorden: ze moesten integreren. Ruth zei: Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Een geslaagd voorbeeld van integratie.”
Ds. Ouwehand: „Maar je mag integratie niet bij voorbaat opleggen. Niemand komt geïntegreerd het land binnen. Wij moeten hen daarbij helpen.”
Hartong: „Maar willen ze wel geholpen worden? Veel vluchtelingen hebben een totaal andere levensstijl en ideologie dan wij en peinzen er niet over te integreren. Ook is er een deel dat niets van het Westen moet hebben. Dan moeten we letterlijk een grens trekken.”
Stelling 5: Gevluchte christenen hebben bij opvang een streepje voor op niet-christelijke vluchtelingen.
Ds. Ouwehand: „Iederéén in nood moeten we helpen. Het zou heel onchristelijk zijn jezidi’s terug te sturen naar gebieden waar Islamitische Staat actief is.”
Ds. Silfhout: „Paulus zegt dat we wel moeten doen aan alle mensen. Het meest echter aan de huisgenoten van het geloof.”
Ds. Ouwehand: „Daar doe ik niks aan af. Punt is wel: iedereen heeft het meest op met mensen die op je lijken. Voor vluchtelingen is het ook prettiger als ze worden opgenomen in een cultuur die dichtbij hen staat. Dat pleit voor regionale opvang. Maar dat laat onverlet dat ook vluchtelingen hierheen komen. In die gevallen moet niet bij de grens naar iemands religie gevraagd worden.”
Hartong: „Ik ben het daarmee absoluut oneens. Je moet toch weten wie je binnenhaalt? Daarbij geldt dat zeker christenen die worden vervolgd een streepje voor moeten hebben. Daarmee zeg ik overigens niet dat geen enkele moslim Nederland binnen mag. Ook onder hen zitten mensen die hun leven in eigen land niet zeker zijn.”
Ds. Silfhout: „Staat en kerk hebben een verschillende opdracht. De overheid moet bepalen wie echte vluchtelingen zijn, christen of niet. Voor de kerk ligt dat anders. Ook als kerk mogen we er voor iedereen zijn, maar zeker ook voor broeders en zusters in het geloof.”
Hartong: „Dat is precies wat ik tegen heb op de ChristenUnie. Die partij maakt veel te weinig onderscheid tussen de functie van de kerk en de staat en gaat daarmee de mist in. Het lijkt er soms op dat ze liefst alle vluchtelingen hier willen houden. Dan haak ik echt af.”
Stelling 6: Reformatorische christenen onderscheiden zich positief bij het omzien naar vluchtelingen.
Ds. Ouwehand: „Die stelling zou weleens kunnen kloppen. Veel kerken in de gereformeerde gezindte zijn betrokken op asielzoekers. Vergeleken met de doorsneebevolking is er denk ik onder christenen meer bereidheid om iets voor deze mensen te betekenen.”
Ds. Silfhout: „Dat herken ik. Er gebeurt veel.”
Hartong: „Ik heb gehoord van evangelische gemeenten dat ze wel contact proberen te zoeken, maar dat dit stroef verloopt. Want vergeet niet: ook christenen uit het Midden-Oosten komen vooral samen met hun eigen etnische groep.”
Ds. Ouwehand: „Ik herken wat je zegt en ben het met je eens. Migrantenkerken willen graag hun eigen identiteit bewaren, en dat waardeer ik niet direct als negatief. Maar wat zou het mooi zijn als wij meer oog voor elkaar krijgen. Net als wij worstelen zij met de tijdgeest. Neem de Molukse gemeenschap: die is razendsnel geseculariseerd. Het is de hoogste tijd dat we elkaar hierbij helpen. Dat is ook onze taak. Wij hebben hen hier in het Westen met een wereld in aanraking gebracht waar alles kan. Het Nieuwe Testament eindigt met het beeld van het nieuwe Jeruzalem, waarin alle talen, natiën en tongen een plaats hebben. Dat perspectief maakt mij warm. Is nu niet het tijdstip aangebroken dat allerlei kerkelijke groepen de handen ineen moeten slaan?”
Ds. Silfhout knikt. „Als wij niet de helpende hand toesteken, zijn die gemeenschappen binnen één of twee generaties geseculariseerd. We moeten echt kijken hoe we meer kunnen doen om de vreemdeling binnen onze poort op te vangen. De laatste decennia zijn we als gereformeerde gezindte heel erg op onszelf gericht geweest; naar binnen gekeerd, alsof we de boze wereld zo buiten konden houden. Maar die tijd is voorbij.”
Hartong: „Toch wil ik er nog één ding aan toevoegen. We kunnen uit naïviteit wel heel lief zijn en iedereen de kerk binnenhalen, maar daarbij vergeten dat we heel duidelijke standpunten hebben. Dat Christus de Weg, de Waarheid en het Leven is. Ik vind dat de kerken veel te weinig de geloofsverdediging richting de islam beoefenen. In de vroege kerk was dat anders; daar werden hele polemieken gevoerd.”
Ds. Ouwehand kijkt bedenkelijk. „Zolang de woorden van God niet zichtbaar worden in de praktijk van ons leven, hebben we moslims niets te zeggen.”
Ds. Silfhout is het daarmee eens. „De eerste christengemeenten hadden veel werfkracht, maar dat kwam niet door hun polemieken, maar door hun daden. We moeten nooit voorzichtig zijn om mensen de kerk binnen te halen.”
Ds. J. P. Ouwehand
Ds. J. P. Ouwehand is directeur van de Gereformeerde Zendingsbond binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Daarnaast is hij als bestuurslid betrokken bij de christelijke stichting Gave, dat zich inzet voor vluchtelingen.
Ds. W. Silfhout
Ds. W. Silfhout is predikant van de gereformeerde gemeente in Capelle aan den IJssel-Middelwatering. Hij zette zich in voor hulp aan vluchtelingen in Irak en verdiepte zich in de relatie tussen kerk en overheid.
Lucas Hartong
Lucas Hartong is evangelisch christen en studeerde theologie aan de Christelijke Hogeschool Ede. Van 2010 tot 2014 werkte hij als Europarlementariër voor de PVV. Nu is hij commentator bij Radio 1.