Bijbel en vreemdelingenbeleid
Wat zegt de Bijbel over eisen die een overheid mag stellen aan immigranten? Hoe ver mag zij gaan als zij van hen verlangt dat zij zich aanpassen aan de nationale cultuur van het land waarin zij zich vestigen?
Begin vorige week hielden een aantal Bijbelwetenschappers in Kristiansand in Noorwegen een congres over interreligieuze relaties. In een van de lezingen kwamen de zojuist genoemde vragen aan de orde. Onder verwijzing naar bepalingen uit de wetten van Mozes stelde de spreker dat de overheid van immigranten respect voor de nationale cultuur mag eisen. Ik bleef lang nadenken over die lezing en vooral over het beroep op de Bijbel daarin.
In de wetten van Mozes staat keer op keer dat Israëlieten geen misbruik mochten maken van de zwakke positie van niet-Israëlitische immigranten. De wetten voorzagen in sociale zorg voor de armen onder hen. Tegelijk waren vreemdelingen verplicht een deel van Israëls manier van leven over te nemen.
Buitenlanders die zich voor langere tijd in Israël vestigden, hoefden zich niet te laten besnijden. Zij hoefden ook niet alle feesten mee te vieren. Wel mochten zij net als de geboren Israëlieten niet werken op de sabbat (Exodus 20:10) of tijdens grote verzoendag (Leviticus 16:29). Zij mochten geen vlees eten met bloed erin (Leviticus 17:12-14). Tijdens het feest van het ongedesemde brood moesten ook de vreemdelingen alle zuurdeeg uit hun huizen verwijderen (Exodus 12:19). En eens in de zeven jaar waren zij verplicht te luisteren naar de voorlezing van Gods wet tijdens het loofhuttenfeest (Deuteronomium 31:12).
Wat kun je daaruit afleiden over wat de overheid vandaag de dag mag verlangen van immigranten? Volgens mij niet veel. Misschien kun je een lijntje trekken van de sabbat naar de zondag, ware het niet dat bescherming van de zondagsrust niet het sterkste punt is van de Nederlandse overheid op dit moment. Voor de andere bepalingen is nog veel moeilijker een hedendaagse parallel te vinden. Je komt dus niet veel verder dan iets algemeens als ‘respect voor en enige aanpassing aan de nationale cultuur’.
Maar zelfs als dat het enige is wat iemand uit Mozes’ bepalingen afleidt, valt er een kritische vraag te stellen. Het oudtestamentische Israël was een unieke natie. Als volk van God was het als het ware natie en kerk ineen. Dat Israël heeft zijn vervulling gekregen in Jezus Christus. Hij vervulde Jesaja’s profetie over de dienaar van de HEER, die door God met de naam Israël werd aangesproken (Jesaja 49:3). Hij werd net als Israël uit Egypte geroepen en werd veertig dagen op de proef gesteld in de woestijn (Mattheüs 2:15; 4:1-2). Hij is de ware wijnstok (Johannes 15:1; vgl. Psalm 80:9; Jesaja 5:7). Sinds zijn verschijning heeft geen enkele menselijke groep nog precies dezelfde rol als Israël in de oudtestamentische tijd; geen christelijke natie, de kerk niet en evenmin de huidige staat Israël. Daarom kun je de tradities en gewoonten van het oude Israël niet op één lijn stellen met welke nationale cultuur van tegenwoordig dan ook. En dus is de positie van immigranten tegenover de in Mozes’ wetten voorgeschreven gewoonten een andere dan die van hedendaagse immigranten tegenover onze nationale cultuur.
De overheid heeft het recht van immigranten te vragen dat zij nationale tradities respecteren en zich daaraan tot op zekere hoogte aanpassen. Dat vloeit voort uit haar taak om ontwrichting van de samenleving tegen te gaan. Die taak is de norm en is een Bijbels gegeven. Maar over de precieze invulling zegt de Bijbel weinig. Daarom laat ik als Bijbelwetenschapper mij daar ook niet over uit. Ik wil alleen maar zeggen dat je altijd naar heel de Bijbel moet kijken. En dat je zeker niet direct vanuit het Oude Testament over het Nieuwe Testament heen kunt springen naar de toepassing voor vandaag.
De auteur is hoogleraar Oude Testament aan de Theologische Universiteit Kampen en de Faculté Jean Calvin in Aix-en-Provence. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.