Sterk gebed
Psalm 13:4
„Aanschouw, verhoor mij, Heere mijn God; verlicht mijn ogen, opdat ik in de dood niet ontslape.”
David begeert een genade die veel groter is dan alle ellende. Dit moeten wij echter wel in het oog houden: dat de Heere God als wij roepen: „Aanschouw toch”, reeds onze ellende heeft aangezien, want anders konden wij zo’n bede niet uitspreken. Uit onszelf kunnen wij Hem niet Vader, en Christus, Zijn Zoon, niet Heere noemen. De Geest leert het ons echter wat wij bidden zullen.
Als de Heere God slechts met één blik op de vijanden neerziet, zodat zij verstrooid worden en onze ellende zich keert, dan smaakt in datzelfde ogenblik de aangevochten ziel Zijn liefde, en terstond zijn vrede en vreugde in het geweten aanwezig. Tevens een hartelijk vertrouwen dat de Heere God ons in genade heeft aangezien. Dat Hij het is Die ons Zijn vreugde en barmhartigheid doet erkennen en vinden, en Hij zo onze Vader is en op ons zonder ophouden zal neerzien.
Waar ons duivel, wereld, zonde, nood en het trotse hart plagen met allerlei boze listen en kwellingen, waarover wij treurig en zwaarmoedig geraken zodat alle licht wijkt, daar zullen wij het weten dat dit gebed veel sterker is dan onze vijanden.
Dr. H. F. Kohlbrugge,
predikant te Elberfeld
(”Preken Psalm 13”, 1884)