Zomerserie: Toeristen en Ugandezen ergeren zich vaak aan elkaar
Er is voor toeristen veel te genieten in het Afrikaanse land Uganda. Maar ergernissen zijn er zeker ook. Vooral politieagenten en andere ambtenaren kunnen het verblijf tot een kwelling maken.
Ik heb alle lof voor vakantiegangers die het aandurven om naar Uganda te reizen. Het is een prachtig land met doorgaans vriendelijke mensen. De ergernissen en gevaren liggen er echter voor het oprapen.
Verkeer en ziektes zijn de grootste dreigingen. Advies: wapen je tegen ziektes door vóór vertrek braaf alle prikken te halen en slik tijdens de reis stipt je malariapillen. Als je zo dom bent om in een rivier of een meer te zwemmen, verlaat Uganda dan niet zonder een bilharzia-kuur te halen.
Geef geen geld aan bedelende kinderen. Ze moeten het geld inleveren bij volwassenen en komen nooit van de straat als ze leren dat je daar een prima boterham kunt verdienen.
Voor oudere toeristen is een safarireis naar een tropische bestemming als Uganda vaak de vervulling van een droom. Ze tellen er een flinke stapel eurobiljetten voor neer en worden vervolgens in de watten gelegd. In comfortabele vierwielaangedreven auto’s schuiven ze langs mooie vergezichten, imposante natuurparken en giga-luxe lodges.
Dit zijn toeristen die bijna nooit met iets vervelends worden geconfronteerd. Geen ergernis voor hen. Of toch? Sommigen ergeren zich aan Ugandezen die in sloeberkleren en stinkauto’s het uitzicht bederven. Echt waar, ik heb het hen horen zeggen. Ze vinden dat Uganda een mooie dierentuin zou moeten zijn, zonder al die armoedige Ugandezen die met hun enorme aantallen kinderen ruimte innemen die bestemd zou zijn voor impala’s, olifanten en leeuwen.
Natuurlijk is er ook de welwillende, bemiddelde toerist. Veelal te herkennen aan een gulle glimlach als alles op z’n Afrikaans in de soep loopt: safaribusje blijkt een oude rammelbak met gladde en steeds weer lekke banden, het gastenverblijf van het project dat hij bezoekt, is niet méér dan een kale kamer met een te kort bed en een heel dun matrasje, alles wat van tevoren geregeld was loopt stroef en uiteindelijk anders, en het eten is elke dag vette patat met een lap vlees.
Tot slot is er nog de jonge rugzaktoerist die low budget op avontuur gaat. Een avontuur dat achteraf gezien bestond uit toch wel heel erg lange busritten, veel oponthoud en slappe hangpatat. Maar het avontuur is er ook: ontmoetingen met bijzondere mensen, het absolute ”back to the basics”-gevoel en adembenemende uitzichten waar jij voor een paar dubbeltjes van geniet, terwijl die rijke toeristen er een vermogen voor betalen.
Waar elke toerist zich aan ergert, is de verkeersagent die langs de kant van de weg met zijn arm omhoog een stopteken geeft. Irritant langzaam slentert hij of zij naar de voordeur van je auto en vraagt daar op barse toon om het rijbewijs van de bestuurder. Daarna volgt een insinuerende opmerking over iets wat niet 100 procent in orde is aan de auto. Er is altijd wel wat te vinden, want geen enkele auto die al een tijdje in Uganda rondrijdt voldoet aan alle wettelijke voorschriften. Het ligt er ondertussen zo dik bovenop dat meneer agent een biljet toegestopt wil krijgen, en als zoiets drie keer gebeurt, is de lol van zo’n Afrikabeleving er toch echt wel van af.
Ergernis nummer één blijft de Ugandese ambtenaar. Zolang alles goed gaat met je reis door Uganda, kun je vrijelijk genieten van Afrika. Maar als er iets niet klopt met je visum, of wanneer je als toerist iets positiefs wilt doen voor een plaatselijk project en daarvoor naar de lokale overheid gaat, dan zijn de rapen gaar.
De vrouwen onder de ambtenaren zijn het ergst. Met een vernietigende blik luisteren ze stilzwijgend naar je verhaal. Als je nog maar een kwart hebt verteld, snauwen ze je af met zoiets als „go to room 4”, en daar gebeurt dan precies hetzelfde. Vernederd en diep gegriefd wacht je op een zweterig bankje tussen veelal zwarte lotgenoten (want zwarte Ugandezen worden nóg vernederender behandeld dan blanke toeristen).
Dan komt de ambtenaar die je moet hebben langs. Je staat op en wilt met je liefste glimlach de man of vrouw een hand geven, maar die wimpelt je af met: „Nee, ik ga nu eerst lunchen en vanmiddag heb ik een training. Kom morgen maar terug.”
Nog iets over toeristen zelf. Ugandezen ergeren zich namelijk vaak aan ons, de toerist. Zo vinden ze het niet leuk als toeristen minachtend doen over alles wat ze in Uganda verkeerd vinden. Ugandezen zien zelf ook wel dat niet alles op rolletjes loopt, maar om dat nu telkens weer ingepeperd te krijgen, en dan ook nog door toeristen die zelf rondlopen in vieze T-shirts en korte broeken. In Uganda lopen alleen schoolkinderen in een korte broek. Het is in hun ogen belachelijk als een volwassen man zijn knieën toont. Volwassen blanke benen zijn ook nog eens meestal behaard. Uiterst onhygiënisch, vindt men.
serie Ergernissen
De buitenlandredactie brengt deze zomer een serie over ergernissen in het buitenland. Vandaag: deel 6: Uganda.